Term
Wat is de actieve waarnemer? |
|
Definition
De waarnemer zelf speelt een actieve rol bij het waarnemen van de omgeving. Een belangrijke rol hierbij is aanvulling en selectie |
|
|
Term
Wat is aanvulling en selectie? |
|
Definition
Men vult zelf dingen aan aan iets dat men waarneemt o.b.v. schema's. De selectie zorgt ervoor dat maar een bepaald deel van de stimulus wordt waargenomen. Selectie wordt bepaald door de stimulus en aanvulling door schema's? |
|
|
Term
Waar zorgen aanvulling en selectie samen voor? |
|
Definition
Een mentale representatie |
|
|
Term
Wat is het police officer's dilemma? |
|
Definition
Een voorbeeld tussen de relatie tussen cognitie en gedrag (men schiet eerder als zwarte mensen een verdacht wapen in hun hand hebben) |
|
|
Term
Waar gaat sociale cognitie vanuit? |
|
Definition
Stimulus -> informatieverwerking -> mentale representatie -> gedrag |
|
|
Term
|
Definition
Een georganiseerde verzameling van kennis over een stimulus of over een categorie van stimuli die wordt gebruikt bij het verwerken van informatie over die stimulus. |
|
|
Term
Op welke 2 manieren kan men data verwerken? |
|
Definition
- Theory driven (top down) - Data driven (bottum up) |
|
|
Term
Wat zijn mentale representaties? |
|
Definition
De geselecteerde en aangevulde informatie die binnen de waarnemer wordt voorgesteld |
|
|
Term
Wat zijn de kenmerken van schema's? |
|
Definition
- Schema's hebben een inhoudsdomein - Schema's zijn georganiseerd - Schema's zijn in beperkte mate toegankelijk |
|
|
Term
Wat betekent het kenmerk "schema's hebben een inhoudsdomein?" |
|
Definition
Schema's bevatten kenmerken van een bepaald domein van stimuli, als ook voorbeelden of exemplaren van het domein. (Zie ook fuzzy boundary) |
|
|
Term
|
Definition
Het grensgebied van een schema |
|
|
Term
Wat betekent het kenmerk "schema's zijn georganiseerd"? |
|
Definition
Schema's die sterk georganiseerd zijn en bestaan uit sequentiële logische processen noemt men scripts. Afwijkingen van scripts leidt tot verwarring. |
|
|
Term
|
Definition
Schema's die sterk georganiseerd zijn en bestaan uit sequentiële logische processen |
|
|
Term
Wat betekent het kenmerk "schema's zijn in beperkte mate toegankelijk"? |
|
Definition
Als men bepaalde schema's frequent gebruikt zijn ze chronisch toegankelijk. Deze eigenschappen worden als eerste opgehaald uit het geheugen. (Zelfschema's, priming en recency effect) |
|
|
Term
Wat zijn de effecten van schema's op informatieverwerking? |
|
Definition
- Richten van aandacht - Encodeerfase van informatieverwerking - Elaboratie van informatie - Het geheugen |
|
|
Term
Wat is het effect "richten van aandacht"? |
|
Definition
Schema's kunnen zorgen voor een schijnwerpereffect (men ziet wat men verwacht te zien). Inconsistente informatie wordt dus het meest opgemerkt omdat dat niet in ons schema past (Aandachtfocus gaat van irrelevant < consistent < inconsistent) |
|
|
Term
Wat is het effect "encodeerfase van informatieverwerking"? |
|
Definition
- Schema's beïnvloeden de categorisatie (o.b.v. categorieën waarvoor we schema's hebben zoals man/vrouw, kost geen inspanning) - Schema's beïnvloeden de spontane identificatie of spontane gevolgtrekking van gedrag (op straat grijpt de punker/sociaal assistente de arm van de oude vrouw) |
|
|
Term
Wat is de wie-zegt-wat-methode? |
|
Definition
Hiermee wordt categorisatie gemeten. Men moet herinneren wie wat precies zei in een gesprek met 6 groepsleden. Hoe minder men zelf gedifferentieerd is qua geslachtskenmerken, hoe minder het verschil in inter en intra categorie fouten bij deze taken. |
|
|
Term
Wat is het effect "elaboratie van informatie"? |
|
Definition
- Schema's beïnvloeden de snelheid van informatieverwerking. Als de info afwijkt van het schema kost het meer tijd om de informatie te verwerken. - Schema's beïnvloeden ook attributies, bij schema consistent gedrag hebben we geen attributie elaboratie nodig omdat het gedrag al in het schema past |
|
|
Term
Wat is het effect "het geheugen"? |
|
Definition
- Schema's bevorderen het geheugen voor informatie, zeker als deze info in verband wordt gebracht met een script of een schema - Recall - Recognition |
|
|
Term
|
Definition
Schema's bevorderen de herinnering van inconsistente informatie, dit soort info trekt de meeste aandacht bij elaboratie. |
|
|
Term
Waar hangt het superior recall effect vanaf? |
|
Definition
- De aard van het schema - De motivatie om informatie te verwerken - Individuele verschillen |
|
|
Term
|
Definition
Schema's vullen gaten in het geheugen, dit is het retrieval effect. (Zie ook verkeerde informatie effect) |
|
|
Term
Wat is het verkeerde informatie effect? |
|
Definition
Informatie die verkregen werd na de feiten vervormt het geheugen en dus ook de getuigenverklaring (Loftus) |
|
|
Term
Wat is recall vs. recognition? |
|
Definition
- Recall | Superior recall effect: irrelevant < consistent < inconsistent (encoding effect) - Recognition: irrelevant < inconsistent < consistent (retrieval effect) |
|
|
Term
Waar hebben schema's een direct/indirect effect op? |
|
Definition
- Direct effect op oordelen (men voegt positieve trekken bij elkaar, priming van positieve woorden leidt tot positieve beoordeling) - Indirect effect op beoordelingen (vooral als men inschattingen moet maken over wat gepast is: dronken student vs. dronken politieagent - Direct effect op gedrag (experiment met oud-priming en loopsnelheid) - Indirect effect op gedrag (in wachtkamer ga je naast bepaalde mensen zitten) |
|
|
Term
Wie deed onderzoek naar automatische processen? |
|
Definition
Eerst Pötzl (snel aanbieden van foto's en dan dromen bespreken) en daarna Eagle (subliminale priming) |
|
|
Term
Wat zijn kenmerken van automatische processen? |
|
Definition
- Onbewust (er wordt geen aandacht aan besteed, de stimulus komt nooit aan bij het bewustzijn) - Efficiënt (geen of nauwelijks aandacht voor nodig) - Niet-intentioneel (automatische processen zijn niet door de wil aangestuurd) - Moeilijk te controleren (controle heeft betrekking op het stoppen of bijsturen van een proces. Vooroordelen gebeuren automatisch, gedachten kan je aanpassen) |
|
|
Term
Wat zijn voorbewuste automatische processen? |
|
Definition
Men beseft niet dat men een stimulus heeft waargenomen |
|
|
Term
Wat zijn nabewuste automatische processen? |
|
Definition
Men is zich wel bewust van de stimulus maar niet van de gevolgen ervan |
|
|
Term
Na de evaluatieve reactie volgteen gedragsreactie om de stimulus te benaderen of te vermijden. Welke 2 onderzoeksthema's vloeien hieruit voort? |
|
Definition
- Het proces van evalueren zelf: wat is positief/negatief - Verschillen in de verwerking van positieve en negatieve informatie |
|
|
Term
Wat kwam er voort uit het onderzoeksthema "het proces van evalueren zelf"? |
|
Definition
Zajonc: preferences need no inferences. Voorkeuren kunnen los van cognitieve gevolgtrekkingen bestaan. We evalueren stimuli sneller dan dat we ze bewust begrijpen (zie louter blootstellingsffect en subliminale blootstelling). Bargh: bevestigde deze hypothese, men is sneller in het oordelen of een woord positief of negatief is (= affect) dan of het een synoniem was (= cognitief) |
|
|
Term
Wat kwam er voort uit het onderzoeksthema "verschillen in de verwerking van positieve en negatieve informatie"? |
|
Definition
Men heeft een automatische waakzaamheidsreactie voor negatieve stimuli. Evaluatie verloopt automatisch en dit geldt in nog sterkere mate voor negatieve stimuli (werd aangetoond a.d.h.v. een strooptest) |
|
|
Term
Welke combinaties tussen verschillende categorieën zijn wat betreft impliciet zijn er (opgesteld a.d.h.v. IAT)? |
|
Definition
- Impliciete attitude - Impliciet vooroordeel - Impliciet stereotype - Impliciet zelfconcept - Impliciete zelfwaardering |
|
|
Term
Wat is een impliciete attitude? |
|
Definition
Combinatie van de attribuut dimensie (lui/ijverig) en een evaluatieve dimensie (goed/slecht) |
|
|
Term
Wat is een impliciet vooroordeel? |
|
Definition
Combinatie van een sociale groep dimensie (Vlaams/vreemd) en een evaluatieve dimensie (goed/slecht) |
|
|
Term
Wat is een impliciet stereotype? |
|
Definition
Combinatie van een sociale groep (Vlaams/vreemd) en een attribuut (lui/ijverig) |
|
|
Term
Wat is een impliciet zelfconcept? |
|
Definition
Combinatie van een zelf dimensie (mij/niet mij) en een attribuut (lui/ijverig) |
|
|
Term
Wat is een impliciete zelfwaardering? |
|
Definition
Combinatie tussen zelf dimensie (mij/niet mij) en een evaluatieve dimensie (goed/slecht) |
|
|
Term
Wat is het terugkaatsingseffect? |
|
Definition
Als men gedachten onderdrukt komen ze in een latere fase gemakkelijker in het bewustzijn (witte beren studie) |
|
|
Term
Wat is het model van Wegner? |
|
Definition
Bij het onderdrukken van gedachten dienen we enerzijds de ongewenste gedachte te onderdrukken maar anderzijds dienen we te onthouden wat we willen onderdrukken. Hier zijn 2 processen voor nodig. Het succes van het onderdrukken hangt af van de cognitieve hulpbronnen waarover men beschikt, indien er onvoldoende zijn worden de distractoren genegeerd en zoeken we verder naar de doelgedachte. |
|
|
Term
Welke 2 processen zijn nodig voor het model van Wegner? |
|
Definition
1. Operating proces: intentioneel zoeken naar distractoren 2. Monitoring proces: automatisch zoeken naar de doelgedachte |
|
|
Term
Hoe ziet het model van Wegner er visueel uit? |
|
Definition
|
|
Term
Wat zijn de drie manieren om een beslissing te maken? |
|
Definition
- Onbewust - Bewust (snel en oppervlakkig) - Bewust (diepgaand)
Onbewust nadenken is vooral voordelig bij hele complexe beslissingen |
|
|
Term
|
Definition
Een globale term die verwijst naar een subjectieve evaluatie van iets op een positieve of negatieve dimensie. |
|
|
Term
|
Definition
Affectieve toestanden met een duidelijk object. Ze zijn vrij kortdurend en gaan gepaard met: - Actietendensen (kan leiden tot vermijding (teleurstelling) of de neiging om gedrag juist wel te stellen (liefde)) - Gevoelens (emoties kunnen gevoelens oproepen, echter geen affectieve) - Gedachten (emoties gaan gepaard met bepaalde gedachten, bijv. jaloezie leidt tot verbeelding van jouw partner met iemand anders) |
|
|
Term
Wat zijn de 3 soorten gevoelens? |
|
Definition
- Lichamelijk (honger, opwinding) - Cognitief (verbazing, verwarring) - Affectief (blijdschap) |
|
|
Term
|
Definition
Affectieve toestanden zonder een duidelijk object en minder hevig. Ze gaan niet gepaard met actietendensen, gevoelens of gedachten. Ze hebben een diffuus karakter en daarmee de mogelijkheid om veel processen te beïnvloeden. |
|
|
Term
|
Definition
Positive And Negative Affect Skills. Men kan hoog en laag scoren op beide dimensies omdat de positieve en negatieve dimensies nauwelijks correleren. Er zijn individuele verschillen in de mate waarin mensen positieve en negatieve emoties ervaren. |
|
|
Term
Wat is het circumplex van Russel? |
|
Definition
Bestaat uit twee dimensies: positief/negatief vs. arousal. |
|
|
Term
Hoe komen affectieve reacties tot stand? |
|
Definition
Als een reactie op bepaalde cognitieve processen, meestal gaat dit om eenvoudige betekenisgeving (appraisal) die impact heeft op affect. |
|
|
Term
Wat zijn de oude theorieën over appraisal? |
|
Definition
- James: emoties ontstaan doordat we ons bewust worden van een lichamelijke verandering, appraisal is niet nodig voor emoties - Arnold: sommige stimuli leiden niet tot emotie maar door associatie met negatieve ervaring wel. Appraisal is de cognitieve inschatting van een situatie of gebeurtenis. - Schachter: appraisal van de lichamelijke ervaring vindt plaats. Men interpreteert de lichamelijke ervaring die men ervaart na een bepaalde stimulus |
|
|
Term
Wat zijn de moderne theorieën over appraisal? |
|
Definition
Gaan ervan uit dat appraisal gebeurt op basis van welke en hoeveelheid van de volgende dimensies: - Valentie (plezier van de gebeurtenis) - Agency (de mate waarin men verantwoordelijkheid voelt voor de gebeurtenis) - Nieuwheid (onverwachtheid van de gebeurtenis)
Ze gaan uit van primary en secondary appraisal. Ook spelen de dimensies een rol, de sociale dimensie speelt bijvoorbeeld een rol bij schaamte. |
|
|
Term
Wat is primary appraisal? |
|
Definition
Eerst maakt men onderscheid tussen positieve en negatieve emoties (valentie dimensie). Bij positieve emoties stopt men na primary appraisal. |
|
|
Term
Wat is secondary appraisal? |
|
Definition
BIj negatieve emoties gaat men de mate van verantwoordelijkheid na. Eigen verantwoordelijkheid gaat gepaard met emoties (schuld, schaamte, spijt). Andere verantwoordelijken leidt tot minachting, irritatie en walging). |
|
|
Term
Wat zijn de oude theorieën over appraisal schematisch weergegeven? |
|
Definition
|
|