Term
Ontwikkelingsstoornis: Autisme Spectrum Stoonis A: 3/3 EN B: 2/4 |
|
Definition
A1: Deficiënties in sociaal-emotionele wederkerigheid A2: Deficiënties in non-verbaal communicatief gedrag A3: Deficiënties in ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties.
B1: Stereotiepe of repetitieve motorische bewegingen, gebruik van voorwerp of spraak. B2:Inflexibel gehecht aan routine of geritualiseerde patronen van verbaal of non-verbaal gedrag. B3:abnormaal beperkte, gefixeerde en intense interesses. B4: Hyper- of hyporeactiviteit op zintuigelijke prikkels of ongewone belangstelling voor de zintuigelijke aspecten van omgeving. |
|
|
Term
Ontwikkelingsstoornis: ADHD A1: 6/9 OF A2: 6/9 Volwassenen: 5/9 |
|
Definition
A1: Onoplettendheid a. Geeft niet voldoende aandacht aan details, maakt achteloos fouten in (school) werk/andere activiteiten. b. Moeite om aandacht bij taken of spelactiviteiten te houden. c. Lijkt vaak niet te luisteren als direct aangesproken. d. Volgt vaak aanwijzingen niet op + moeite met dingen afmaken. e. moeite met organiseren van taken/activiteiten f. vermijdt taken die langdurige inspanning vereisen. g. Raakt vaak dingen kwijt die nodig zijn voor taken of activiteiten. h. Gemakkelijk afgeleid door uitwendige prikkels i. Vergeetachtig tijdens dagelijkse bezigheden A2: Hyperactiviteit en impulsiviteit a. Beweegt vaak onrustig (met armen en voeten en/of draaien op een stoel.) b. Staat vaak op in situaties waarin verwacht wordt dat je zit. c. Rent vaak rond/klimt in dingen terwijl dat ongepast is in de situatie. d. Kan moeilijk rustig spelen/bezig houden met rustige activiteiten. e. Vaak 'in de weer'/'draaft maar door'. f. Praat vaak excessief veel. g. Gooit antwoord eruit voor de vraag af is. h. moeite om op zijn beurt te wachten. i. Stoort vaak anderen/dringt zich op. |
|
|
Term
Psychotische stoornis: Waanstoornis A: 1/1 |
|
Definition
A: Aanwezigheid van 1 of meer wanen. |
|
|
Term
Psychotische stoornis: Kortdurende psychotische stoornis A: 1/3 |
|
Definition
A1: Wanen. A2: Hallucinaties. A3: Gedesorganiseerde spraak. |
|
|
Term
Psychotische stoornis: Schizofreniforme stoornis A: 2/5, waarvan 1 van de drie eerste. |
|
Definition
A1: Wanen. A2: Hallucinaties. A3: Gedesorganiseerde spraak. A4: Sterk gedesoriënteerd of catatonische gedrag. A5: Negatieve symptomen |
|
|
Term
Psychotische stoornis: Schizofrenie A: 2/5, waarvan 1 van de eerste 3 (zelfde als Schizofreniforme stoornis) B: 1/1 |
|
Definition
A1: Wanen. A2: Hallucinaties. A3: Gedesorganiseerde spraak. A4: Sterk gedesoriënteerd of catatonische gedrag. A5: Negatieve symptomen B: Sinds begin van de stoornis is het functioneren op werk-, sociaal- en zelfverzorgingsgebied aanzienlijk beneden het hoogste niveau dat bestond voor de stoornis. |
|
|
Term
Psychotische stoornis: schizoaffectieve stoornis A: criteria A 'schizofrenie' + B,C: stemmings-episode |
|
Definition
Schizofrenie (A1: Wanen. A2: Hallucinaties. A3: Gedesorganiseerde spraak. A4: Sterk gedesoriënteerd of catatonische gedrag. A5: Negatieve symptomen ) + ME + DE + B: Ooit minstens 2 weken wanen/hallucinaties BUITEN een stemmingsepisode (ME of DE). C: Persoon voldoet aan de criteria voor stemmingsepisoden gedurende het grootste deel van de periode dat de stoornis duurt. |
|
|
Term
Bipolaire en gerelateerde stoornissen: Manische episode (ME) A B: 3/7 C |
|
Definition
A: Verhoogde, expansieve of prikkelbare stemming. B1: Overmatig zelfvertrouwen/grandiositeit. B2: Afgenomen slaapbehoefte. B3: toegenomen spraak(drang). B4: gedachtevlucht. B5: Afleidbaarheid. B6: Toegenomen doelgerichte activiteit of psychomotorische agitatie. B7: Excessieve betrokkenheid bij risicovolle activiteiten. C: Veroorzaakt ernstige beperkingen in het functioneren. |
|
|
Term
Bipolaire en gerelateerde stoornissen: Hypomane episode (HE) A + B: 3/7 (zoals ME) C D |
|
Definition
A: Verhoogde, expansieve of prikkelbare stemming. B1: Overmatig zelfvertrouwen/grandiositeit. B2: Afgenomen slaapbehoefte. B3: toegenomen spraak(drang). B4: gedachtevlucht. B5: Afleidbaarheid. B6: Toegenomen doelgerichte activiteit of psychomotorische agitatie. B7: Excessieve betrokkenheid bij risicovolle activiteiten. C: overduidelijke en niet-karakteristieke verandering in functioneren. D: Voldoet NIET aan C van ME (=C: Veroorzaakt ernstige beperkingen in het functioneren.) |
|
|
Term
Bipolaire en gerelateerde stoornissen: Depressive episode (DE) A: 5/9, waarvan 1 van de eerste 2. |
|
Definition
A1: Overheersend sombere stemming. A2: Interesseverlies. A3: Toename/afname gewicht/eetlust. A4: Verstoring slaap. A5: Motorische remming/agitatie A6: Vermoeidheid/energieverlies. A7: Zelfverwijten/schuldgevoel. A8: Minder concentratie of besluiteloosheid. A9: gedachten aan dood/suïcide. |
|
|
Term
Bipolaire en gerelateerde stoornissen: Bipolaire I stoornis A: ME |
|
Definition
A: Verhoogde, expansieve of prikkelbare stemming. (Iemand hoeft niet depressief te zijn, maar er is sws sprake van manisch gedrag.) |
|
|
Term
Bipolaire en gerelateerde stoornissen: Bipolaire II stoornis A: HE & DE HE: A + B: 3/7 (zoals ME) + C + D DE: A: 5/9, waarvan 1 van de eerste 2. |
|
Definition
HE: A: Verhoogde, expansieve of prikkelbare stemming. B1: Overmatig zelfvertrouwen/grandiositeit. B2: Afgenomen slaapbehoefte. B3: toegenomen spraak(drang). B4: gedachtevlucht. B5: Afleidbaarheid. B6: Toegenomen doelgerichte activiteit of psychomotorische agitatie. B7: Excessieve betrokkenheid bij risicovolle activiteiten. C: overduidelijke en niet-karakteristieke verandering in functioneren. D: Voldoet NIET aan C van ME (=C: Veroorzaakt ernstige beperkingen in het functioneren.)
DE: A1: Overheersend sombere stemming. A2: Interesseverlies. A3: Toename/afname gewicht/eetlust. A4: Verstoring slaap. A5: Motorische remming/agitatie A6: Vermoeidheid/energieverlies. A7: Zelfverwijten/schuldgevoel. A8: minder concentratie of besluiteloosheid. A9: gedachten aan dood/suïcide. |
|
|
Term
Bipolaire en gerelateerde stoornissen: Cyclothyme stoornis A: hypomane- en depressieve symptomen |
|
Definition
Symptomen van HE en DE zeer persistent; minstens 2 jaar 50% vd tijd en nooit 2 maanden niet. |
|
|
Term
Depressieve stoornissen: Depressieve stoornis A: DE |
|
Definition
DE: A1: Overheersend sombere stemming. A2: Interesseverlies. A3: Toename/afname gewicht/eetlust. A4: Verstoring slaap. A5: Motorische remming/agitatie A6: Vermoeidheid/energieverlies. A7: Zelfverwijten/schuldgevoel. A8: minder concentratie of besluiteloosheid. A9: gedachten aan dood/suïcide. |
|
|
Term
Depressieve stoornissen: Persistent depressieve stoornis A B: 2/6 |
|
Definition
A: Sombere stemming grootste deel van de tijd. B1: Toename/afname eetlust. B2: Teveel/te weinig slaap. B3: Vermoeidheid/energieverlies. B4: Laag eigenwaarde. B5: Minder concentratie of besluiteloosheid. B6: Gevoelens van hopeloosheid. |
|
|
Term
Angststoornissen: Specifieke fobie A, B, C, D |
|
Definition
A: Angst voor object of situatie. B: Lokt altijd angst uit. C: Vermijding of doorstaan met grote angst. D: Buitenproportioneel. |
|
|
Term
Angststoornissen: Sociale fobie A, B, C, D, E |
|
Definition
A: Angst voor sociale situaties waarin andere mgoelijk oordeel hebben. B: Angst voor negatieve evaluatie door anderen. C: Lokt altijd angst uit. D: Vermijding of doorstaan met grote angst. E: Buitenproportioneel. |
|
|
Term
Angststoornissen: Paniekaanval (PA) A: 4/13 |
|
Definition
A1: Hartkloppingen of versnelde hartslag. A2: Zweten. A3: Trillen of schokken. A4: Gevoel van kortademigheid. A5: Gevoel te stikken. A6: Pijn op de borst. A7: Misselijk of buikklachten. A8: Duizelig, licht in het hoofd of flauw. A9: Koude rillingen of opvliegers. A10: Verdoofd of tintelend gevoel. A11: Derealizatie of depersonalizatie. A12: Angst de controle kwijt te raken of gek te worden. A13: Angst om dood te gaan. |
|
|
Term
Angststoornissen: Paniekstoornis A: PA, B: 1/2 |
|
Definition
A: Herhaalde onverwachte Paniekaanvallen (dus niet als reactie op specifieke angst-situaties zoals een fobie). B1: Zich voortdurend zorgen maken om een nieuwe PA of consequenties. B2: Een belangrijke gedragsverandering vanwege PA. PA: A1: Hartkloppingen of versnelde hartslag. A2: Zweten. A3: Trillen of schokken. A4: Gevoel van kortademigheid. A5: Gevoel te stikken. A6: Pijn op de borst. A7: Misselijk of buikklachten. A8: Duizelig, licht in het hoofd of flauw. A9: Koude rillingen of opvliegers. A10: Verdoofd of tintelend gevoel. A11: Derealizatie of depersonalizatie. A12: Angst de controle kwijt te raken of gek te worden. A13: Angst om dood te gaan. |
|
|
Term
Angststoornissen: Agorafobie A: 2/5 B, C, D, E |
|
Definition
Angst voor of zorgen over: A1: Openbaar vervoer A2: open ruimtes A3: Gesloten ruimtes A4: In de tij staan of een menigte. A5: Alleen buitenshuis. B: Worden gevreesd of vermeden vanwege angst voor een panieksymptomen of andere beschamende of sterk belemmerende symptomen. C:Lokt altijd angst uit. D: Situaties worden vermeden of doorstaan met grote angst. E: Buitenproportioneel. NB.: de angst hoef niet perse voor mensen te zijn, kan ook voornamelijk voor open(bare) ruimtes zijn. |
|
|
Term
Angststoornissen: Gegeneraliseerde angststoornis A, B, C: 3/6 |
|
Definition
A: Excessieve zorgen of piekeren. B: Moeite onder controle te krijgen. C1: Rusteloosheid. C2:Snelle vermoeid. C3: Concentratieproblemen. C4: Prikkelbaarheid. C5: Spierspanningsklachten. C6: Slaapproblemen. |
|
|
Term
Obsessieve-compulsieve en gerelateerde stoornissen: Obsessieve-compulsieve stoornissen A: obs (2/2) of comp (2/2), B |
|
Definition
A: obsessies: obs1: Herhaalde intrusieve/ongewilde gedachten, neigingen of beelden. obs2: Pogingen negeren, onderdrukken of neutralizeren. A:Compulsies comp1: Repetitieve gedragingen of mentaal gedrag (e.g. tellen) waartoe het individu zich gedreven voelt door obsessie of rigide regels. comp2: Deze zijn gericht op voorkomen of verminderen van angst of stress of een gevreesde gebeurtenis, zonder hier op een realistische wijze aan gerelateerd zijn. B: kosten veel tijd (min 1u) of zorgen voor veel lijden/problemen |
|
|
Term
Obsessieve-compulsieve en gerelateerde stoornissen: Body Dysmorphic Disorder A, B |
|
Definition
A: Preoccupatie met vermeend defect en tekortkomingen in uiterlijk, die naderen niet zien of minimaal zien. B: Op enig moment repetitieve gedragingen of mentale gedragingen (b.v. vergelijken met anderen) mbt A |
|
|
Term
Trauma en Stressor-gerelateerde stoornissen: Posttraumatisch stress syndroom A: 1/4 B: 1/5 C: 1/2 D: 2/7 E: 2/6 |
|
Definition
A: Blootstelling A1: Meemaken A2: Ooggetuige A3: Horen over nabij persoon. A4: Herhaaldelijke extreme blootstelling aan details. B: Intrusie B1: Intrusieve herinneringen (is niet piekeren). B2: Dromen. B3: Reacties alsof opnieuw gebeurt. B4: Intense stress bij trauma-cues. B5: Sterke fysiologische reacties bij trauma-cues. C: Vermijding C1: Herinneringen/gedachten. C2: Externe cues (plaatsen, personen) D: Negatieve VERANDERINGEN in cognities/stemming D1: Amnesie. D2: Negatieve gedachten zelf/anderen/wereld. D3: Irreële schuld zelf of anderen. D4: Negatieve emotionele toestand. D5: Interesseverlies. D6: Vervreemding van anderen. D7: Geen positieve emoties kunnen ervaren E: Arousal/reactiviteit E1: Prikkelbaar. E2: Roekeloos/zelf-destructief. E3: Waakzaamheid. E4: Schrikreacties. E5: Concentratieverlies. E6: Slaaproblemen. |
|
|
Term
Dissociatieve stoornissen: Dissociatieve identiteitsstoornis: A,B |
|
Definition
A: Minstens twee zeer scherp verschillende persoonlijkheidstoestanden met duidelijk discontinuïteit in zelfgevoel, en agency en bijbehorende verandering in affect, gedrag, bewustzijn, waarneming, cognitie en /of senso-motorische functioneren. B: Herhaaldelijk 'gaten' in de herinnering van dagelijkse gebeurtenissen, persoonlijke informatie of trauma die duidelijk geen vorm van gewoon vergeten zijn. |
|
|
Term
Dissociatieve stoornissen: Dissociatieve amnesia A,B |
|
Definition
A: Belangrijke autobiografische informatie (vaak trauma) niet kunnen herinneren. B: Duidelijk niet 'gewoon vergeten'. |
|
|
Term
Dissociatieve stoornissen: Depersonalisatie/derealisatie stoornis A: 1/2 B |
|
Definition
A1: Depersonalisatie = gevoel van onderwerkelijkheidk en afgesneden, verwijderd, vervreemd od losgemaakt van jezelf zijn en je lichaam. Soms "alsof ik buiten mezelf sta en te kijken naar mezelf." A2: Derealisatie = gevoel dat de werkelijkheid om je heen niet echt is, dat je er niet echt in aanwezig bent alsof je afgesneden bent van de werkelijkheid. "Alsof er tussen mij en de werkelijkheid een glazen wand of mist zit." B: Realiteitstoetsing in tact → het is geen psychotische ervaring. |
|
|
Term
Somatische symptomen en gerelateerde stoornissen: Somatische symptoom stoornis A: B: 1/3 |
|
Definition
A: 1 of meer somatische symptomen die lijden of disfunctioneren veroorzaken. B: Excessieve gedachten, gevoelens, of gedrag gerelateerd aan symptomen of geassocieerd met gezondheid, manifesterend in: B1: Buitensporige, persisterende gedachten over ernstige symptomen. B2: Persistent hoe angst over gezondheid of symptomen. B3: Excessief veel tijd/energie steken in symptomen of zorgen over gezondheid. |
|
|
Term
Somatische symptomen en gerelateerde stoornissen: Ziekte angststoornis A, B, C, D |
|
Definition
A: Preoccupatie met het hebben of krijgen van een ernstige ziekte. B: Geen of slechts milde somatische symptomen of wanneer er een ziekte is, is de angst overduidelijk excessief. C: Hoge mate van angst/zorgen over gezondheid en snel gealarmeerd. D: Excessieve gedragingen gerelateerd aan gezondheid of juist maladaptieve vermijding (juist niet naar dokters gaan.) |
|
|
Term
Somatische symptomen en gerelateerde stoornissen: Conversiestoornis A, B |
|
Definition
A: Symptomen van veranderen sensorische of motorische functies. B: Evidentie dat de symptomen niet passen bij een neurologische of andere medische conditie. |
|
|
Term
Eetstoornissen: Anorexia Nervosa A, B, C |
|
Definition
A: Zeer beperkt eten waardoor buitengewoon laag lichaamsgewicht. B: Intense angst om aan te komen, zeer persistent gedrag om gewichtstoename te voorkomen. C: Stoornis in de wijze waarop lichaamsomvang of gewicht wordt ervaren of niet onderkennen van de ernst van het ondergewicht. |
|
|
Term
Eetstoornissen: Bulimia Nervosa A: 2/2 B, D |
|
Definition
A: Binge eating 1/per week: A1: In korte periode hoeveelheid eten die overduidelijk meer is dan gewoon. A2: Gevoel de controle over dat eten kwijt zijn. B: Herhaaldelijk compensatie gedrag. D: Zelfbeoordeling wordt buitengewoon beïnvloed door het lichaamsgewicht. |
|
|
Term
Disruptieve, impuls-controle en conduct stoornissen: Oppositoneel-opstandige stoornis A: 4/8 |
|
Definition
A1: Is vaak driftig. A2: Maakt ruzie met volwassenen. A3: Is vaak opstandig of weigert zich te voegen naar verzoeken of regels van volwassenen. A4: Ergert vaak met opzet anderen. A5: Geeft anderen vaak de schuld van eigen fouten of wangedrag. A6: Is vaak prikkelbaar en erger zich makkelijk aan anderen. A7: Is vaak boos en gepikeerd. A8: Is vaak hatelijk en wraakzuchtig. |
|
|
Term
Disruptieve, impuls-controle en conduct stoornissen: Normoverschrijdende gedragsstoornis A: 3/15 |
|
Definition
A: Agressie jegens mensen en dieren: A1: Pesten, bedreigt of intimideert vaak anderen. A2: Begin vaak te vechten. A3: Heeft een wapen gebruikt dat bij anderen ernstig letsel kan veroorzaken. A4: Heeft mensen mishandeld. A5: Heeft dieren mishandeld. A6: Heeft in directe confrontatie een slachtoffer bestolen. A7: Heeft iemand gedwongen tot sexuele handelingen. Vernieling van eigendommen A8: Heeft opzettelijk brand gesticht met de intentie ernstige schade te veroorzaken. A9: Heeft opzettelijk eigensommen van anderen vernield. Bedrog of diefstal A10: Heeft ingebroken in een huis, gebouw, of auto van iemand anders. A11: Liegt vaak om goederen of gunsten te verkrijgen of verplichtingen te ontlopen. A12: Heeft zonder directe confrontatie met een slachtoffer waardevolle spullen of geld gestolen. Ernstige overtreding van de regels: A13: Komt 's avonds en 's nachts vaak niet op tijd thuis ondanks een verbod van de ouder, beginnend voor de leeftijd van 13 jaar. A14: Is minstens 2 keer weggelopen van huis waar hij/zij woont met ouder of andere ouderfiguren, en 's nachts weggebleven, of 1 keer voor een langere periode zonder terug te keren. A15: Spijbelt vaak van school, beginnen voor de leeftijd van 13 jaar. |
|
|
Term
Middelenmisbruik en gerelateerde verslavingsstoornissen Stoornis in middelenmisbruik A: 2/11 |
|
Definition
A1: Groter hoeveelheden dan gepland. A2: Persistente wens om te minderen/stoppen of onsuccesvolle pogingen. A3: Vee tidj spenderen eraan. A4: Craving: sterk verlangen naar het middel. A5: Belangrijke taken verwaarlozen. A6: Continueren ondanks herhaald sociale of interpersoonlijke problemen ten gevolgen van middel. A7: Belangrijke activiteiten opgeven ervoor. A8: Herhaaldelijk gebruik in situaties waar het risico geeft. A9: Continuering ondanks weten dat het fysieke of psychische problemen geeft. A10: Tolerantie. A11: Onthoudingsverschijnselen. |
|
|
Term
Persoonlijkheidsstoornissen: Algemene criteria A: 2/4 PPP |
|
Definition
A1: Duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen die afwijkt van de cultuur van de patient. A2: Persistent (= gedrag is stabiel en van lange duur.) A3: Pervasief (= gedrag is duurzaam en in breed scala van persoonlijke en sociale situaties.) A4: Pathologisch (= gedrag brengt klinische significant lijdensdruk/beperkingen in sociaal/beroepsmatig functioneren met zich mee.) |
|
|
Term
Persoonlijkheidsstoornissen: Cluster A Paranoide PS: ALEX H A: 4/7 |
|
Definition
A1: (Onrechtvaardig) Verdenkt dat anderen hem/haar uitbuiten, bedriegen of schade berokken zonder gegronde reden. A2: (Onrechtvaardig) Gepreoccupeerd door twijfels over andermans betrouwbaarheid. A3: (Onrechtvaardig) Onwillig om anderen te vertrouwen omdat info tegen hem/haar gebruikt kan worden. A4: (Onrechtvaardig) zoekt verborgen bedreigende betekenissen achter onschuldige opmerkingen. A5: koestert persistent wrok (vergeeft niet.) A6: Denkt al snel dat anderen zijn/haar karakter/status proberen aan te vallen en reageert snel boos of in de aanval. A7: Heeft recidiverende (Onrechtvaardige) twijfels over trouw echtgenoot of partner. |
|
|
Term
Persoonlijkheidsstoornissen: Cluster A Schizoide PS A: 4/7 |
|
Definition
A1: Geen behoefte/plezier in hechte relaties (ook niet binnen familie) A2: Kiest meestal solitaire activiteiten. A3: weinig of geen belangstelling voor seks. A4: weinig/geen plezier aan activiteiten. A5: heeft geen hechte vriendschappen. A6: Lijkt onverschillig voor lof/kritiek A7: emotioneel kil, ongehecht, afgevlakt |
|
|
Term
Persoonlijkheidsstoornissen: Cluster A Schizotypische PS A: 5/9 |
|
Definition
A1: betrekkingsideeën. (geen waan, want is nog corrigeerbaar) A2: eigenaardige overtuigingen/magische denkbeelden die het gedrag beïnvloeden (buiten subculturele normen). A3: Ongewone perceptuele ervaringen. A4: Merkwaardige denk- en spreekwijze. A5: Achterdocht of paranoide. A6: inadequaat/ingeperkt affect. A7: gedrag/uiterlijk is vreemd, excentriek of zonderling. A8: geen hehte vruebdeb A9: Excessieve sociale angst die niet afneemt zodra iemand beter leert kennen. |
|
|
Term
Persoonlijkheidsstoornissen: Cluster B Antisociale PS A: 3/7 C: gedragsstoornis voor 15e jaar |
|
Definition
A1: Niet in staat zich te houden aan wetten/regels. A2: Bedrog, liegen en anderen duperen voor eigen profijt/plezier. A3: Impulsiviteit/niet vooruit kunnen plannen. A4: Prikkelbaar en agressief A5: Roekeloos + onverschillig tov eigen en andermans veiligheid. A6: Constante onverantwoordelijkheid (financieel, werk ed) A7: Ontbreken berouw |
|
|
Term
Persoonlijkheidsstoornissen: Cluster B Borderline PS: WG meisje A: 5/9 |
|
Definition
A1: Verwoede pogingen om vermeende verlating te voorkomen. A2: Patroon van instabiele en intense interpersoonlijke relaties gekenmerkt door sterke afwisseling extreem idealiseren en devalueren. A3: Identiteitsstoornis: persistent instabiel zelfbeeld. A4: Impulsiviteit op minstens 2 gebieden. A5: Recidiverende suicidale gedragingen of automutilatie. A6: Affectieve instabiliteit door duidleijke reactiviteit vd stemming A7: Chronisch gevoel van leegte. A8: Inadequate, intense woede A9: Voorbijgaande stressgerelateerde paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve gevoelens. |
|
|
Term
Persoonlijkheidsstoornissen: Cluster B Histrionische (theatrale) PS: Bo A: 5/8 |
|
Definition
A1: Niet op gemak als niet in centrum van aandacht. A2: interactie met anderen meestal geleid door seksueel verleidelijk/provocerend gedrag. A3: Vertoont snel wisselende expressies van emoties. A4: Consistent gebruik maken van uiterlijk om aandacht op zichzelf te vestigen. A5: Spreekt impressionistisch; details ontbreken vaak. A6: Zelfdramatisering A7: suggestibel (makkelijk beïnvloedbaar door anderen.) A8:Beschouw relaties met anderen intiemer dan ze werkelijk zijn. |
|
|
Term
Persoonlijkheidsstoornissen: Cluster B Narcistische PS: MARK A: 5/9 |
|
Definition
A1: Opgeblazen gevoel van eigenbelangrijkheid. A2: gepreoccupeerd met fantasieën over grenzeloos succes/macht/genialiteit/schoonheid/ideale liefde. A3: Gelooft dat hij bijzonder uniek is en enkel met andere bijzonder unieke mensen zou moeten omgaan. A4: Excessieve behoefte aan bewondering. A5: Gevoel bijzondere rechten te hebben. A6: Exploiteert anderen. A7: Gebrek aan empathie. A8: Vaak afgunstig op anderen en denkt dat anderen ook afgunstig op hem zijn. A9: Toont zich arrogant/hooghartig in houding/gedrag. |
|
|
Term
Persoonlijkheidsstoornissen: Cluster C Vermijdende PS A: 4/7 |
|
Definition
A1: Vermijd beroepsmatige activiteiten uit angst voor kritiek/afkeuring/afwijzing. A2: Wil niet met anderen interactie tenzij zeker ervan dat aardig wordt gevonden. A3: Gedraagt zich gereserveerd in intieme relaties. A4: gepreoccupeerd met angst sociaal bekritiseerd/afgewezen te worden. A5: geremd in nieuwe interpersoonlijke situaties vanwege insufficiëntiegevoelens. A6: Ziet zichzelf als sociaal onbeholpen, onaantrekkelijk en minderwaardig tov anderen. A7:uitzonderlijk onwillig nieuwe dingen te ondernemen uit angst in verlegenheid gebracht te worden. |
|
|
Term
Persoonlijkheidsstoornissen: Cluster C Afhankelijke PS A: 5/8 |
|
Definition
A1: Moeite met beslissingen nemen zonder excessieve hoeveelheid geruststellingen. A2: Anderen nodig om verantwoordelijkheid te nemen in belangrijke levensgebieden. A3: Moeite uiten van meningsverschil door vrees steun/goedkeuring te verliezen. A4: Moeite dingen zelfstandig te ondernemen door gebrek zelfvertrouwen. A5: Gaat tot uiterste om zorg/steun van anderen te krijgen. A6: Voelt zich niet op gemak als hij alleen is, is vrees dat niet alleen voor zichzelf kan zorgen. A7: Direct opzoek naar nieuwe relatie zodra andere verbroken. A8: Op onrealistisch wijze gepreoccupeerd met vrees alleen te zijn/voor zichzelf te moeten zorgen. |
|
|
Term
Persoonlijkheidsstoornissen: Cluster C Obsessief-compulsieve PS A: 4/8 |
|
Definition
A1: Interfereert met taak > Gepreoccupeerd met details, regels, lijstjes, orde. A2: Interfereert met taak > Perfectionisme A3: Rigiditeit/koppigheid. A4: Overmatig conscientieus, infelxibel in moraliteit, ethiek, waarden ed. A5: Kan geen oude/versleten voorwerpen weggooien. A6: Kan enkel samenwerken als andere volledig onderwerpen. A7: Greedy, geld moet opgespaard. A8: Overmatig productief tov werk. |
|
|
Term
Persoonlijkheidsstoornissen: NAO (meest prevalent) |
|
Definition
Voldoet aan algemene criteria van persoonlijkheidsstoornissen maar pas niet bij andere PS > veelal samenstelling van andere trekken. |
|
|