Shared Flashcard Set

Details

onregelmatige werkwoorden
onregelmatige werkwoorden
289
Language - Dutch
Not Applicable
05/14/2013

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
bakken
Definition
bakte, bakten
gebakken
Term
barsten
(burst open)
Definition
barstte, barstten
gebarsten
Term
bederven
(decay)
Definition
bedierf, bedierven
bedorven (zijn)
Term
bedriegen
(deceive)
Definition
bedroog, bedrogen
bedrogen
Term
beginnen
Definition
begon, begonnen
begonnen (zijn)
Term
bevelen
(command)
Definition
beval, bevalen
bevolen
Term
bidden
(pray)
Definition
bad, baden
gebeden
Term
bieden
Definition
bood, boden
geboden
Term
bijten
Definition
beet, beten
gebeten
Term
binden
(binding)
Definition
bond, bonden
gebonden
Term
blazen
(blow)
Definition
blies, bliezen
geblazen
Term
blijken
Definition
bleek, bleken
gebleken (zijn)
Term
blijven
Definition
bleef, bleven
gebleven (zijn)
Term
blinken
(glimmer)
Definition
blonk, blonken
geblonken
Term
braden
(roast)
Definition
braadde, braadden
gebraden
Term
breken
(break)
Definition
brak, braken
gebroken
Term
brengen
Definition
bracht, brachten
gebracht
Term
buigen
Definition
boog, bogen
gebogen
Term
denken
Definition
dacht, dachten
gedacht
Term
doen
Definition
deed, deden
gedaan
Term
dragen
Definition
droeg, droegen
gedragen
Term
drijven
Definition
dreef, dreven
gedreven
Term
dringen
Definition
drong, drongen
gedrongen
Term
drinken
Definition
dronk, dronken
gedronken
Term
duiken
Definition
dook, doken
gedoken
Term
dwingen
Definition
dwong, dwongen
gedwongen
Term
eten
Definition
at, aten
gegeten
Term
fluiten
(whistle)
Definition
floot, floten
gefloten
Term
gaan
Definition
ging, gingen
gegaan (zijn)
Term
gelden
Definition
gold, golden
(gegolden)
Term
genezen
Definition
genas, genazen
genezen
Term
genieten
Definition
genoot, genoten
genoten
Term
geven
Definition
gaf, gaven
gegeven
Term
gieten
(pour)
Definition
goot, goten
gegoten
Term
glijden
(slip)
Definition
gleed, gleden
gegleden
Term
glimmen
(glow)
Definition
glom, glommen
geglommen
Term
graven
(dig)
Definition
groef, groeven
gegraven
Term
grijpen
Definition
greep, grepen
gegrepen
Term
hangen
(depend on)
Definition
hing, hingen
gehangen
Term
hebben
Definition
had, hadden
gehad
Term
heffen
(raise)
Definition
hief, hieven
geheven
Term
helpen
Definition
hielp, hielpen
geholpen
Term
heten
(be named)
Definition
heette, heetten
geheten
Term
houden
(hold)
Definition
hield, hielden
gehouden
Term
kiezen
Definition
koos, kozen
gekozen
Term
kijken
Definition
keek, keken
gekeken
Term
klimmen
(climb)
Definition
klom, klommen
geklommen
Term
klinken
(sound)
Definition
klonk, klonken
geklonken
Term
knijpen
(mencubit)
Definition
kneep, knepen
geknepen
Term
komen
Definition
kwam, kwamen
gekomen (zijn)
Term
kopen
Definition
kocht, kochten
gekocht
Term
krijgen
Definition
kreeg, kregen
gekregen
Term
krimpen
(shrink)
Definition
kromp, krompen
gekrompen (zijn)
Term
kruipen
Definition
kroop, kropen
gekropen
Term
kunnen
Definition
kon, konden
gekund
Term
lachen
Definition
lachte, lachten
gelachen
Term
laden
(load)
Definition
laadde, laadden
geladen
Term
laten
Definition
liet, lieten
gelaten
Term
lezen
Definition
las, lazen
gelezen
Term
liegen
(berbohong)
Definition
loog, logen
gelogen
Term
liggen
(berbaring)
Definition
lag, lagen
gelegen
Term
lijden
(suffer)
Definition
leed, leden
geleden
Term
lijken
(seem)
Definition
leek, leken
geleken
Term
lopen
Definition
liep, liepen
gelopen
Term
meten
(measure)
Definition
mat, maten
gemeten
Term
moeten
Definition
moest, moesten
gemoeten
Term
mijden
(avoid)
Definition
meed, meden
gemeden
Term
mogen
Definition
mocht
gemogen
Term
nemen
(take)
Definition
nam, namen
genomen
Term
prijzen
Definition
prees, prezen
geprezen
Term
raden
(guess)
Definition
raadde, raadden
geraden
Term
rijden
Definition
reed, reden
gereden
Term
roepen
Definition
riep, riepen
geroepen
Term
ruiken
Definition
rook, roken
geroken
Term
scheiden
Definition
scheidde, scheidden
gescheiden
Term
schelden
(mengumpat)
Definition
schold, scholden
gescholden
Term
schenken
(grant, bestow)
Definition
schonk, schonken
geschonken
Term
scheren
(shave)
Definition
schoor, schoren
geschoren
Term
schieten
(shoot)
Definition
schoot, schoten
geschoten
Term
schijnen
(shine)
Definition
scheen, schenen
geschenen
Term
schrijven
Definition
schreef, schreven
geschreven
Term
schrikken
Definition
schrok, schrokken
geschrokken (zijn)
Term
schuiven
(mendorong)
Definition
schoof, schoven
geschoven
Term
slaan
(beat)
Definition
sloeg, sloegen
geslagen
Term
slapen
Definition
sliep, sliepen
geslapen
Term
slijpen
(grind)
Definition
sleep, slepen
geslepen
Term
sluipen
(merayap)
Definition
sloop, slopen
geslopen
Term
sluiten
(shut)
Definition
sloot, sloten
gesloten
Term
smelten
(melt)
Definition
smolt, smolten
gesmolten
Term
smijten
(melemparkan)
Definition
smeet, smeten
gesmeten
Term
snijden
Definition
sneed, sneden
gesneden
Term
snuiten
(blow one's nose)
Definition
snoot, snoten
gesnoten
Term
snuiven
(sniff)
Definition
snoof, snoven
gesnoven
Term
spannen
Definition
spande, spanden
gespannen
Term
spijten
(regret)
Definition
speet, speten
(gespeten)
Term
spreken
Definition
sprak, spraken
gesproken
Term
springen
Definition
sprong, sprongen
gesprongen
Term
spuiten
(inject)
Definition
spoot, spoten
gespoten
Term
staan
Definition
stond, stonden
gestaan
Term
steken
(menusuk)
Definition
stak, staken
gestoken
Term
stelen
(mencuri)
Definition
stal, stalen
gestolen
Term
sterven
(fall, die)
Definition
stierf, stierven
gestorven (zijn)
Term
stijgen
(increase)
Definition
steeg, stegen
gestegen (zijn)
Term
stinken
(bau)
Definition
stonk, stonken
gestonken
Term
stoten
(jab)
Definition
stootte, stootten
gestoten
Term
strijden
Definition
streed, streden
gestreden
Term
strijken
(iron)
Definition
streek, streken
gestreken
Term
stuiven
(blow)
Definition
stoof, stoven
gestoven
Term
treden
(step)
Definition
trad, traden
getreden
Term
treffen
(strike)
Definition
trof, troffen
getroffen
Term
trekken
(draw)
Definition
trok, trokken
getrokken
Term
vallen
Definition
viel, vielen
gevallen (zijn)
Term
vangen
(catch)
Definition
ving, vingen
gevangen
Term
varen
(sail)
Definition
voer, voeren
gevaren
Term
vechten
Definition
vocht, vochten
gevochten
Term
verbergen
(menyembunyikan)
Definition
verborg, verborgen
verborgen
Term
verdwijnen
Definition
verdween, verdwenen
verdwenen (zijn)
Term
vergeten
Definition
vergat, vergaten
vergeten
Term
vergelijken
Definition
vergeleek, vergeleken
vergeleken
Term
verliezen
Definition
verloor, verloren
verloren
Term
vertrekken
(leave)
Definition
vertrok, vertrokken
vertrokken (zijn)
Term
verwijten
(accuse, blame)
Definition
verweet, verweten
verweten
Term
verzinnen
(make up)
Definition
verzon, verzonnen
verzonnen
Term
vinden
Definition
vond, vonden
gevonden
Term
vliegen
(fly)
Definition
vloog, vlogen
gevlogen
Term
vouwen
(fold)
Definition
vouwde, vouwden
gevouwen
Term
vragen
Definition
vroeg, vroegen
gevraagd
Term
vriezen
(freeze)
Definition
vroor, vroren
gevroren
Term
wassen
Definition
waste, wasten
gewassen
Term
wegen
(menimbang)
Definition
woog, wogen
gewogen
Term
werpen
(throw)
Definition
wierp, wierpen
geworpen
Term
werven
(rekrut)
Definition
wierf, wierven
geworven
Term
weten
Definition
wist, wisten
geweten
Term
wijken
(make way for)
Definition
week, weken
geweken
Term
wijzen
Definition
wees, wezen
gewezen
Term
willen
Definition
wilde/wou, wilden
gewild
Term
winden
(farts)
Definition
wond, wonden
gewonden
Term
winnen
Definition
won, wonnen
gewonnen
Term
worden
Definition
werd, werden
geworden (zijn)
Term
wrijven
(rub)
Definition
wreef, wreven
gewreven
Term
wringen
(memeras)
Definition
wrong, wrongen
gewrongen
Term
zeggen
Definition
zei, zeiden
gezegd
Term
zenden
Definition
zond, zonden
gezonden
Term
zien
Definition
zag, zagen
gezien
Term
zijn
Definition
was, waren
geweest (zijn)
Term
zingen
Definition
zong, zongen
gezongen
Term
zinken
Definition
zonk, zonken
gezonken
Term
zitten
Definition
zat, zaten
gezeten
Term
zoeken
Definition
zocht, zochten
gezocht
Term
zuigen
(suck)
Definition
zoog, zogen
gezogen
Term
zuipen
(mabuk2an)
Definition
zoop, zopen
gezopen
Term
zullen
Definition
zou, zouden
---
Term
zwemmen
Definition
zwom, zwommen
gezwommen
Term
zweren
Definition
zwoor, zworen
gezworen
Term
zwerven
(berkeliaran)
Definition
zwierf, zwierven
gezworven
Term
zwijgen
(be still)
Definition
zweeg, zwegen
gezwegen
Term
aanbevelen
(recommend)
Definition
beval/bevolen aan
heeft aanbevolen
Term
aanbidden
(worship)
Definition
aanbad/aanbaden
heeft aanbeden
Term
aanbieden
(offer)
Definition
bood/boden aan
heeft aangeboden
Term
aanbreken
(memulai, membobol)
Definition
brak/braken aan
is/heeft aangebroken
Term
aanbrengen
(assemble)
Definition
bracht/brachten aan
heeft aangebracht
Term
aandoen
(turn on)
Definition
deed/deden aan
heeft aangedaan
Term
aandrijven
(drive)
Definition
dreef/dreven aan
heeft aangedreven
Term
aandringen
(insist)
Definition
drong/drongen aan
heeft aangedrongen
Term
aangaan
(concern, regard)
Definition
ging/gingen aan
is aangegaan
Term
aangeven
(indicate)
Definition
gaf/gaven aan
heeft aangegeven
Term
aanhebben
(wear, have on)
Definition
had/hadden aan
heeft aangehad
Term
aanhouden
(persist)
Definition
hield/hielden aan
heeft aangehouden
Term
aanjagen
(encourage)
Definition
joeg/joegen aan
heeft aangejaagd
Term
aankijken
(look at)
Definition
keek/keken aan
heeft aangekeken
Term
aankomen
Definition
kwam/kwamen aan
is aangekomen
Term
aankopen
(purchase)
Definition
kocht/kochten aan
heeft aangekocht
Term
aankunnen
(be able to manage)
Definition
kon/konden aan
heeft aangekund
Term
aanlopen
(drop by)
Definition
liep/liepen aan
is aangelopen
Term
aannemen
(accept)
Definition
nam/namen aan
heeft aangenomen
Term
aanprijzen
(advise)
Definition
prees/prezen aan
heeft aangeprezen
Term
aanrijden
(bump into)
Definition
reed/reden aan
heeft aangereden
Term
aanroepen
(memohon)
Definition
riep/riepen aan
heeft aangeroepen
Term
aanschieten
(melukai)
Definition
schoot/schoten aan
heeft aangeschoten
Term
aanslaan
(evaluate)
Definition
sloeg/sloegen aan
heeft aangeslagen
Term
aansluiten
(join up)
Definition
sloot/sloten aan
heeft aangesloten
Term
aansnijden
(cut into)
Definition
sneed/sneden aan
heeft aangesneden
Term
aanspreken
(approaching, addressing)
Definition
sprak/spraken aan
heeft aangesproken
Term
aanstaan
(suit, please)
Definition
stond/stonden aan
heeft aangestaan
Term
aansteken
(light up)
Definition
stak/staken aan
heeft aangestoken
Term
aantreden
(line up)
Definition
trad/traden aan
is aangetreden
Term
aantreffen
(come across)
Definition
trof/troffen aan
heeft aangetroffen
Term
aantrekken
(dress)
Definition
trok/trokken aan
heeft aangetrokken
Term
aanvallen
(attack)
Definition
viel/vielen aan
heeft aangevallen
Term
aanvangen
(memulai)
Definition
ving/vingen aan
heeft aangevangen
Term
aanvechten
(menyerang)
Definition
vocht/vochten aan
heeft aangevochten
Term
aanvragen
(request)
Definition
vroeg/vroegen aan
heeft aangevraagd
Term
aanwijzen
(pointing out)
Definition
wees/wezen aan
heeft aangewezen
Term
aanzien
(regard)
Definition
zag/zagen aan
heeft aangezien
Term
aanzwellen
(increase)
Definition
zwol/zwollen aan
is aangezwollen
Term
achterblijven
(stay behind)
Definition
bleef/bleven achter
is achtergebleven
Term
achterlaten
(leave behind)
Definition
liet/lieten achter
heeft achtergelaten
Term
achteruitgaan
(decline)
Definition
ging/gingen achteruit
is achteruitgegaan
Term
afbijten
(take a bite)
Definition
beet/beten af
heeft afgebeten
Term
afblijven
(stay away)
Definition
bleef/bleven af
is afgebleven
Term
afbreken
(break down)
Definition
brak/braken af
heeft afgebroken
Term
afbrengen
(dissuade from)
Definition
bracht/brachten af
heeft afgebracht
Term
afdoen
(finish)
Definition
deed/deden af
heeft afgedaan
Term
afdragen
(wear out)
Definition
droeg/droegen af
heeft afgedragen
Term
afdwingen
(enforce)
Definition
dwong/dwongen af
heeft afgedwongen
Term
afgaan
(go down)
Definition
ging/gingen af
is afgegaan
Term
afgeven
(deliver)
Definition
gaf/gaven af
heeft afgegeven
Term
afglijden
(slide down)
Definition
gleed/gleden af
is afgegeleden
Term
afhangen
Definition
hing/hingen af
heeft afgehangen
Term
afhouden
(keep off)
Definition
hield/hielden af
heeft afgehouden
Term
afkijken
(penjiplakan)
Definition
keek/keken af
heeft afgekeken
Term
afkomen
(get finished)
Definition
kwam/kwamen af
is afgekomen
Term
aflopen
(come to an end)
Definition
liep/liepen af
is afgelopen
Term
afmeten
(measuring)
Definition
mat/maten af
heeft afgemeten
Term
afnemen
(decline)
Definition
nam/namen af
heeft afgenomen
Term
afschieten
(shoot down)
Definition
schoot/schoten af
heeft afgeschoten
Term
afschrijven
(melunasi)
Definition
schreef/schreven af
heeft afgeschreven
Term
afslaan
(refusing)
Definition
sloeg/sloegen af
is/heeft afgeslagen
Term
afsluiten
(bring to an end)
Definition
sloot/sloten af
heeft afgesloten
Term
afsnijden
(cut off)
Definition
sneed/sneden af
heeft afgesneden
Term
afspreken
(arrange)
Definition
sprak/spraken af
heeft afgesproken
Term
afstaan
(menyerahkan)
Definition
stond/stonden af
heeft afgestaan
Term
afsteken
(attract attention)
Definition
stak/staken af
heeft afgestoken
Term
afsterven
(die away)
Definition
stierf/stierven af
is afgestorven
Term
aftreden
(withdraw)
Definition
trad/traden af
is afgetreden
Term
aftrekken
(substract)
Definition
trok/trokken af
heeft afgetrokken
Term
afvallen
(drop out)
Definition
viel/vielen af
is afgevallen
Term
afvragen
(wonder, doubt)
Definition
vroeg/vroegen af
heeft afgevraagd
Term
afwegen
(weigh)
Definition
woog/wogen af
heeft afgewogen
Term
afwerpen
(throw off)
Definition
wierp/wierpen af
heeft afgeworpen
Term
afwijken
(menyimpang)
Definition
week/weken af
is afgeweken
Term
afwijzen
(refuse)
Definition
wees/wezen af
heeft afgewezen
Term
afzien
(look down)
Definition
zag/zagen af
heeft afgezien
Term
bedelven
(overwhelm)
Definition
bedolf/bedolven
heeft bedolven
Term
bedenken
(ponder on)
Definition
bedacht/bedachten
heeft bedacht
Term
bederven
(decay)
Definition
bedierf/bedierven
is bedorven
Term
bedingen
(accomplish)
Definition
bedong/bedongen
heeft bedongen
Term
bedragen
(amount to)
Definition
bedroeg/bedroegen
heeft bedragen
Term
bedriegen
(deceive)
Definition
bedroog/bedrogen
heeft bedrogen
Term
bedrijven
(memperbuat)
Definition
bedreef/bedreven
heeft bedreven
Term
bedwingen
(restrain)
Definition
bedwong/bedwongen
heeft bedwongen
Term
begaan
(commit)
Definition
beging/begingen
heeft begaan
Term
begeven
(give way)
Definition
begaf/begaven
heeft begeven
Term
behangen
(hang with wall paper)
Definition
behing/behingen
heeft behangen
Term
behouden
(retain)
Definition
behield/behielden
heeft behouden
Term
bekijken
(look at)
Definition
bekeek/bekeken
heeft bekeken
Term
beklimmen
(climb)
Definition
beklom/beklommen
heeft beklommen
Term
bekomen
(recover, get over)
Definition
bekwam/bekwamen - is bekomen
Term
bekruipen
(merayap)
Definition
bekroop/bekropen
heeft bekropen
Term
belijden
(confess)
Definition
beleed/beleden
heeft beleden
Term
benemen
(mengambil alih)
Definition
benam/benamen
heeft benomen
Term
bergen
(storing)
Definition
bergde/bergden
heeft geborgen
Term
beroepen
(call)
Definition
beriep/beriepen
heeft beroepen
Term
beschrijven
(describe)
Definition
beschreef/beschreven
heeft beschreven
Term
beslaan
(cover)
Definition
besloeg/besloegen
heeft beslagen
Term
bespreken
(discuss)
Definition
besprak/bespraken
heeft besproken
Term
bestaan
(existence)
Definition
bestond/bestonden
heeft bestaan
Term
bestelen
(rob)
Definition
bestal/bestalen
heeft bestolen
Term
bestijgen
(mount)
Definition
besteeg/bestegen
heeft bestegen
Term
bestrijden
(combat)
Definition
bestreed/bestreden
heeft bestreden
Term
bestrijken
(cover)
Definition
bestreek/bestreken
heeft bestreken
Term
betreden
(enter)
Definition
betrad/betraden
heeft betreden
Term
betreffen
(concern)
Definition
betrof/betroffen
heeft betroffen
Term
betrekken
(cloud over)
Definition
betrok/betrokken
heeft betrokken
Term
bevallen
Definition
beviel/bevielen
is bevallen
Term
bevangen
(overcome by)
Definition
beving/bevingen
heeft bevangen
Term
bevelen
(order, command)
Definition
beval/bevalen
heeft bevolen
Term
bevinden
(find myself)
Definition
bevond/bevonden
heeft bevonden
Term
bevriezen
(freeze)
Definition
bevroor/bevroren
is bevroren
Term
bewegen
(move)
Definition
bewoog/bewogen
heeft bewogen
Term
bewijzen
(prove, verify)
Definition
bewees/bewezen
heeft bewezen
Term
bezighouden
(keep busy)
Definition
hield/hielden bezig
heeft beziggehouden
Term
bezinnen
(do some hard thinking)
Definition
bezon/bezonnen
heeft bezonnen
Term
bezitten
(posses)
Definition
bezat/bezaten
heeft bezeten
Term
bezoeken
(visit)
Definition
bezocht/bezochten
heeft bezocht
Term
bezwijken
(perish)
Definition
bezweek/bezweken
is bezweken
Term
bijblijven
(keep up with)
Definition
bleef/bleven bij
is bijgebleven
Term
bijbrengen
(teach)
Definition
bracht/brachten bij
heeft bijgebracht
Term
bijdragen
(contribute)
Definition
droeg/droegen bij
heeft bijgedragen
Term
bijhouden
(keep up with)
Definition
hield/hielden bij
heeft bijgehouden
Term
bijstaan
(be helpful)
Definition
stond/stonden bij
heeft bijgestaan
Term
binnenkomen
(come in)
Definition
kwam/kwamen binnen
is binnengekomen
Term
bovenkomen
(rise to the surface)
Definition
kwam/kwamen boven
is bovengekomen
Term
buitensluiten
(lock out)
Definition
sloot/sloten buiten
heeft buitengesloten
Term
deelnemen
Definition
nam/namen deel
heeft deelgenomen
Term
delven
(dig)
Definition
delfde/delfden
heeft gedolven
Term
dichtdoen
(close)
Definition
deed/deden dicht
heeft dichtgedaan
Term
doodgaan
Definition
ging/gingen dood
is doodgegaan
Term
doodlopen
(come to an end)
Definition
liep/liepen dood
is doodgelopen
Supporting users have an ad free experience!