Shared Flashcard Set

Details

Learning Dutch Chapter 1
N/A
29
Language - Dutch
1st Grade
11/11/2013

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
Hello
Definition
Hallo
Term
Good Morning, Good afternoon and good evening!
Definition
Goeiemorgen -middag, -avond
Term
Come in!
Definition
Kom binnen
Term
How are you?
Definition
Hoe gaat het?
Term
Ga zitten.
Definition
Take a seat
Term
I am, You are, You(formal) are, He is, she is, it is, we are, you(plural) are, they are.
Definition
ik ben, jij bent, u bent, hij is, zij is, het is, wij zijn, zij zijn
Term
Wie ben jij?
Definition
How are you?
Term
Hoe heet jij?
Definition
Whats your name?
Term
What is that?
Definition
Wat is dat?
Term
How old are you?
Definition
Hoe oud ben jij?
Term
I am studying IBA in Rotterdam.
Definition
Ik studeer IBA in Rotterdam
Term
I come from...
Definition
Ik kom uit...
Term
Where are you from?
Definition
Waar kom jij vandaan?
Term
What are you(formal and informal) saying?
Definition
Wat zeg je? Wat zeg u?
Term
are you coming with us?
Definition
Ga je mee?
Term
I dont understand
Definition
Ik begrijp het niet.
Term
What, How, Where, When, Who, Why?
Definition
Wat, Hoe, Waar, Waneer, Wie, Waarom?
Term
That will be alright.
Definition
Dat komt wel goed.
Term
Until next time/week
Definition
Tot de volgende keer/week.
Term
Who is that?
Definition
Wie is dat?
Term
Im going home
Definition
Ik ga naar huis
Term
To sit, to stand, to walk, to lie, to read, to talk, to speak, to hear, to look.
Definition
zitten, staan, lopen, liggen, lezen, praten, spreken, horen, kijken
Term
To see, to cry, to laugh, to listen, to think, to write
Definition
Zien, huilen, lachen, luisteren, denken, schrijven
Term
Red, blue, yellow, green, brown, black, orange, white, pink, grey, purple
Definition
Rood, Blauw, Geel, Groen, Bruin, zwart, oranje, wit, roze, grijs, paars.
Term
On, next to, in front of, in, nearby, above, under, to, behind, between, over, along, through, against
Definition
Op, naast, voor, in, bij, boven, onder, naar, achter, tussen, over, langs, door, tegen.
Term
Shampoo, dishsoap, soap,thoothpaste, toilet paper, detergent, client, sale, register box, shopping centre, shopping bag,
Definition
de shampoo, het afwasmiddle, de zeep, de tandpasta, het WC-papier, het zeeppoeder, de korting, de kassa, het winkelcetrum, de boodschappentas
Term
the baker, butcher, seller, break, meat, chicken, hams, fish, cheese, fries, butter, egg, icecream, chocolate
Definition
De bakker, de slager, de verkoper, het brood, het vlees, de kip, het vlees, de fish, de kaas, de patat, de boter, het ei, het ijs, de chocolade.
Term
Pie, cake, cookie, coffee, tea, milk, the cola, wine, soup, beer pepper, salt, sugar.
Definition
de taart, de cake, het koekje, de koffie, de thee, de melk, de cola, de wijn/ het glas wijn, de soep, het bier, de pepper, het zout, de suiker.
Term
the broccoli, onion, tomato, pear, apple, banana, orange, lettuce, lemon, cucumber, greens, kilo, fruit
Definition
de broccoli, de ui, de tomaat, de peer, de appel, de banaan, de sinaasappel, de sla, de citroen, de komkommer, de groente, de kilo, het fruit.
Supporting users have an ad free experience!