Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for win
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/05/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik win
Definition
I win(indicative present)
Term
jij wint
Definition
you(singular) win(indicative present)
Term
hij wint
Definition
he wins(indicative present)
Term
wij winnen
Definition
we win(indicative present)
Term
jullie winnen
Definition
you(plural) win(indicative present)
Term
zij winnen
Definition
they win(indicative present)
Term
ik won
Definition
I won(indicative past)
Term
jij won
Definition
you(singular) won(indicative past)
Term
hij won
Definition
he won(indicative past)
Term
wij wonnen
Definition
we won(indicative past)
Term
jullie wonnen
Definition
you(plural) won(indicative past)
Term
zij wonnen
Definition
they won(indicative past)
Term
ik heb gewonnen
Definition
I have won(indicative present perfect)
Term
jij hebt gewonnen
Definition
you(singular) have won(indicative present perfect)
Term
hij heeft gewonnen
Definition
he has won(indicative present perfect)
Term
wij hebben gewonnen
Definition
we have won(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gewonnen
Definition
you(plural) have won(indicative present perfect)
Term
zij hebben gewonnen
Definition
they have won(indicative present perfect)
Term
ik had gewonnen
Definition
I had won(indicative past perfect)
Term
jij had gewonnen
Definition
you(singular) had won(indicative past perfect)
Term
hij had gewonnen
Definition
he had won(indicative past perfect)
Term
wij hadden gewonnen
Definition
we had won(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gewonnen
Definition
you(plural) had won(indicative past perfect)
Term
zij hadden gewonnen
Definition
they had won(indicative past perfect)
Term
ik zal winnen
Definition
I will win(indicative future)
Term
jij zult winnen
Definition
you(singular) will win(indicative future)
Term
hij zal winnen
Definition
he will win(indicative future)
Term
wij zullen winnen
Definition
we will win(indicative future)
Term
jullie zullen winnen
Definition
you(plural) will win(indicative future)
Term
zij zullen winnen
Definition
they will win(indicative future)
Term
ik zou winnen
Definition
I would win(conditional future)
Term
jij zou winnen
Definition
you(singular) would win(conditional future)
Term
hij zou winnen
Definition
he would win(conditional future)
Term
wij zouden winnen
Definition
we would win(conditional future)
Term
jullie zouden winnen
Definition
you(plural) would win(conditional future)
Term
zij zouden winnen
Definition
they would win(conditional future)
Term
ik zal gewonnen hebben
Definition
I will have won(future perfect)
Term
jij zult gewonnen hebben
Definition
you(singular) will have won(future perfect)
Term
hij zal gewonnen hebben
Definition
he will have won(future perfect)
Term
wij zullen gewonnen hebben
Definition
we will have won(future perfect)
Term
jullie zullen gewonnen hebben
Definition
you(plural) will have won(future perfect)
Term
zij zullen gewonnen hebben
Definition
they will have won(future perfect)
Term
ik zou gewonnen hebben
Definition
I would have won(conditional future perfect)
Term
jij zou gewonnen hebben
Definition
you(singular) would have won(conditional future perfect)
Term
hij zou gewonnen hebben
Definition
he would have won(conditional future perfect)
Term
wij zouden gewonnen hebben
Definition
we would have won(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gewonnen hebben
Definition
you(plural) would have won(conditional future perfect)
Term
zij zouden gewonnen hebben
Definition
they would have won(conditional future perfect)
Term
win
Definition
win(imperative)
Supporting users have an ad free experience!