Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for unpack
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/19/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik pak uit
Definition
I unpack(indicative present)
Term
jij pakt uit
Definition
you(singular) unpack(indicative present)
Term
hij pakt uit
Definition
he unpacks(indicative present)
Term
wij uitpakken
Definition
we unpack(indicative present)
Term
jullie uitpakken
Definition
you(plural) unpack(indicative present)
Term
zij uitpakken
Definition
they unpack(indicative present)
Term
ik pakte uit
Definition
I unpacked(indicative past)
Term
jij pakte uit
Definition
you(singular) unpacked(indicative past)
Term
hij pakte uit
Definition
he unpacked(indicative past)
Term
wij pakten uit
Definition
we unpacked(indicative past)
Term
jullie pakten uit
Definition
you(plural) unpacked(indicative past)
Term
zij pakten uit
Definition
they unpacked(indicative past)
Term
ik heb uitgepakt
Definition
I have unpacked(indicative present perfect)
Term
jij hebt uitgepakt
Definition
you(singular) have unpacked(indicative present perfect)
Term
hij heeft uitgepakt
Definition
he has unpacked(indicative present perfect)
Term
wij hebben uitgepakt
Definition
we have unpacked(indicative present perfect)
Term
jullie hebben uitgepakt
Definition
you(plural) have unpacked(indicative present perfect)
Term
zij hebben uitgepakt
Definition
they have unpacked(indicative present perfect)
Term
ik had uitgepakt
Definition
I had unpacked(indicative past perfect)
Term
jij had uitgepakt
Definition
you(singular) had unpacked(indicative past perfect)
Term
hij had uitgepakt
Definition
he had unpacked(indicative past perfect)
Term
wij hadden uitgepakt
Definition
we had unpacked(indicative past perfect)
Term
jullie hadden uitgepakt
Definition
you(plural) had unpacked(indicative past perfect)
Term
zij hadden uitgepakt
Definition
they had unpacked(indicative past perfect)
Term
ik zal uitpakken
Definition
I will unpack(indicative future)
Term
jij zult uitpakken
Definition
you(singular) will unpack(indicative future)
Term
hij zal uitpakken
Definition
he will unpack(indicative future)
Term
wij zullen uitpakken
Definition
we will unpack(indicative future)
Term
jullie zullen uitpakken
Definition
you(plural) will unpack(indicative future)
Term
zij zullen uitpakken
Definition
they will unpack(indicative future)
Term
ik zou uitpakken
Definition
I would unpack(conditional future)
Term
jij zou uitpakken
Definition
you(singular) would unpack(conditional future)
Term
hij zou uitpakken
Definition
he would unpack(conditional future)
Term
wij zouden uitpakken
Definition
we would unpack(conditional future)
Term
jullie zouden uitpakken
Definition
you(plural) would unpack(conditional future)
Term
zij zouden uitpakken
Definition
they would unpack(conditional future)
Term
ik zal uitgepakt hebben
Definition
I will have unpacked(future perfect)
Term
jij zult uitgepakt hebben
Definition
you(singular) will have unpacked(future perfect)
Term
hij zal uitgepakt hebben
Definition
he will have unpacked(future perfect)
Term
wij zullen uitgepakt hebben
Definition
we will have unpacked(future perfect)
Term
jullie zullen uitgepakt hebben
Definition
you(plural) will have unpacked(future perfect)
Term
zij zullen uitgepakt hebben
Definition
they will have unpacked(future perfect)
Term
ik zou uitgepakt hebben
Definition
I would have unpacked(conditional future perfect)
Term
jij zou uitgepakt hebben
Definition
you(singular) would have unpacked(conditional future perfect)
Term
hij zou uitgepakt hebben
Definition
he would have unpacked(conditional future perfect)
Term
wij zouden uitgepakt hebben
Definition
we would have unpacked(conditional future perfect)
Term
jullie zouden uitgepakt hebben
Definition
you(plural) would have unpacked(conditional future perfect)
Term
zij zouden uitgepakt hebben
Definition
they would have unpacked(conditional future perfect)
Term
pak uit
Definition
unpack(imperative)
Supporting users have an ad free experience!