Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for tell a lie
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
10/10/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik lieg
Definition
I tell a lie(indicative present)
Term
jij liegt
Definition
you(singular) tell a lie(indicative present)
Term
hij liegt
Definition
he tells a lie(indicative present)
Term
wij liegen
Definition
we tell a lie(indicative present)
Term
jullie liegen
Definition
you(plural) tell a lie(indicative present)
Term
zij liegen
Definition
they tell a lie(indicative present)
Term
ik loog
Definition
I told a lie(indicative past)
Term
jij loog
Definition
you(singular) told a lie(indicative past)
Term
hij loog
Definition
he told a lie(indicative past)
Term
wij logen
Definition
we told a lie(indicative past)
Term
jullie logen
Definition
you(plural) told a lie(indicative past)
Term
zij logen
Definition
they told a lie(indicative past)
Term
ik heb gelogen
Definition
I have told a lie(indicative present perfect)
Term
jij hebt gelogen
Definition
you(singular) have told a lie(indicative present perfect)
Term
hij heeft gelogen
Definition
he has told a lie(indicative present perfect)
Term
wij hebben gelogen
Definition
we have told a lie(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gelogen
Definition
you(plural) have told a lie(indicative present perfect)
Term
zij hebben gelogen
Definition
they have told a lie(indicative present perfect)
Term
ik had gelogen
Definition
I had told a lie(indicative past perfect)
Term
jij had gelogen
Definition
you(singular) had told a lie(indicative past perfect)
Term
hij had gelogen
Definition
he had told a lie(indicative past perfect)
Term
wij hadden gelogen
Definition
we had told a lie(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gelogen
Definition
you(plural) had told a lie(indicative past perfect)
Term
zij hadden gelogen
Definition
they had told a lie(indicative past perfect)
Term
ik zal liegen
Definition
I will tell a lie(indicative future)
Term
jij zult liegen
Definition
you(singular) will tell a lie(indicative future)
Term
hij zal liegen
Definition
he will tell a lie(indicative future)
Term
wij zullen liegen
Definition
we will tell a lie(indicative future)
Term
jullie zullen liegen
Definition
you(plural) will tell a lie(indicative future)
Term
zij zullen liegen
Definition
they will tell a lie(indicative future)
Term
ik zou liegen
Definition
I would tell a lie(conditional future)
Term
jij zou liegen
Definition
you(singular) would tell a lie(conditional future)
Term
hij zou liegen
Definition
he would tell a lie(conditional future)
Term
wij zouden liegen
Definition
we would tell a lie(conditional future)
Term
jullie zouden liegen
Definition
you(plural) would tell a lie(conditional future)
Term
zij zouden liegen
Definition
they would tell a lie(conditional future)
Term
ik zal gelogen hebben
Definition
I will have told a lie(future perfect)
Term
jij zult gelogen hebben
Definition
you(singular) will have told a lie(future perfect)
Term
hij zal gelogen hebben
Definition
he will have told a lie(future perfect)
Term
wij zullen gelogen hebben
Definition
we will have told a lie(future perfect)
Term
jullie zullen gelogen hebben
Definition
you(plural) will have told a lie(future perfect)
Term
zij zullen gelogen hebben
Definition
they will have told a lie(future perfect)
Term
ik zou gelogen hebben
Definition
I would have told a lie(conditional future perfect)
Term
jij zou gelogen hebben
Definition
you(singular) would have told a lie(conditional future perfect)
Term
hij zou gelogen hebben
Definition
he would have told a lie(conditional future perfect)
Term
wij zouden gelogen hebben
Definition
we would have told a lie(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gelogen hebben
Definition
you(plural) would have told a lie(conditional future perfect)
Term
zij zouden gelogen hebben
Definition
they would have told a lie(conditional future perfect)
Term
lieg
Definition
tell a lie(imperative)
Supporting users have an ad free experience!