Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for strike
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
10/10/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik strijk
Definition
I strike (indicative present)
Term
jij strijkt
Definition
you(singular) strike (indicative present)
Term
hij strijkt
Definition
he strikes (indicative present)
Term
wij strijken
Definition
we strike (indicative present)
Term
jullie strijken
Definition
you(plural) strike (indicative present)
Term
zij strijken
Definition
they strike (indicative present)
Term
ik streek
Definition
I struck (indicative past)
Term
jij streek
Definition
you(singular) struck (indicative past)
Term
hij streek
Definition
he struck (indicative past)
Term
wij streken
Definition
we struck (indicative past)
Term
jullie streken
Definition
you(plural) struck (indicative past)
Term
zij streken
Definition
they struck (indicative past)
Term
ik heb gestreken
Definition
I have stricken (indicative present perfect)
Term
jij hebt gestreken
Definition
you(singular) have stricken (indicative present perfect)
Term
hij heeft gestreken
Definition
he has stricken (indicative present perfect)
Term
wij hebben gestreken
Definition
we have stricken (indicative present perfect)
Term
jullie hebben gestreken
Definition
you(plural) have stricken (indicative present perfect)
Term
zij hebben gestreken
Definition
they have stricken (indicative present perfect)
Term
ik had gestreken
Definition
I had stricken (indicative past perfect)
Term
jij had gestreken
Definition
you(singular) had stricken (indicative past perfect)
Term
hij had gestreken
Definition
he had stricken (indicative past perfect)
Term
wij hadden gestreken
Definition
we had stricken (indicative past perfect)
Term
jullie hadden gestreken
Definition
you(plural) had stricken (indicative past perfect)
Term
zij hadden gestreken
Definition
they had stricken (indicative past perfect)
Term
ik zal strijken
Definition
I will strike (indicative future)
Term
jij zult strijken
Definition
you(singular) will strike (indicative future)
Term
hij zal strijken
Definition
he will strike (indicative future)
Term
wij zullen strijken
Definition
we will strike (indicative future)
Term
jullie zullen strijken
Definition
you(plural) will strike (indicative future)
Term
zij zullen strijken
Definition
they will strike (indicative future)
Term
ik zou strijken
Definition
I would strike (conditional future)
Term
jij zou strijken
Definition
you(singular) would strike (conditional future)
Term
hij zou strijken
Definition
he would strike (conditional future)
Term
wij zouden strijken
Definition
we would strike (conditional future)
Term
jullie zouden strijken
Definition
you(plural) would strike (conditional future)
Term
zij zouden strijken
Definition
they would strike (conditional future)
Term
ik zal gestreken hebben
Definition
I will have stricken (future perfect)
Term
jij zult gestreken hebben
Definition
you(singular) will have stricken (future perfect)
Term
hij zal gestreken hebben
Definition
he will have stricken (future perfect)
Term
wij zullen gestreken hebben
Definition
we will have stricken (future perfect)
Term
jullie zullen gestreken hebben
Definition
you(plural) will have stricken (future perfect)
Term
zij zullen gestreken hebben
Definition
they will have stricken (future perfect)
Term
ik zou gestreken hebben
Definition
I would have stricken (conditional future perfect)
Term
jij zou gestreken hebben
Definition
you(singular) would have stricken (conditional future perfect)
Term
hij zou gestreken hebben
Definition
he would have stricken (conditional future perfect)
Term
wij zouden gestreken hebben
Definition
we would have stricken (conditional future perfect)
Term
jullie zouden gestreken hebben
Definition
you(plural) would have stricken (conditional future perfect)
Term
zij zouden gestreken hebben
Definition
they would have stricken (conditional future perfect)
Term
strijk
Definition
strike (imperative)
Supporting users have an ad free experience!