Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for say
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/14/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik zeg
Definition
I say(indicative present)
Term
jij zegt
Definition
you(singular) say(indicative present)
Term
hij zegt
Definition
he says(indicative present)
Term
wij zeggen
Definition
we say(indicative present)
Term
jullie zeggen
Definition
you(plural) say(indicative present)
Term
zij zeggen
Definition
they say(indicative present)
Term
ik zei; zegde
Definition
I said(indicative past)
Term
jij zei; zegde
Definition
you(singular) said(indicative past)
Term
hij zei; zegde
Definition
he said(indicative past)
Term
wij zeien; zegden
Definition
we said(indicative past)
Term
jullie zeien; zegden
Definition
you(plural) said(indicative past)
Term
zij zeien; zegden
Definition
they said(indicative past)
Term
ik heb gezegd
Definition
I have said(indicative present perfect)
Term
jij hebt gezegd
Definition
you(singular) have said(indicative present perfect)
Term
hij heeft gezegd
Definition
he has said(indicative present perfect)
Term
wij hebben gezegd
Definition
we have said(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gezegd
Definition
you(plural) have said(indicative present perfect)
Term
zij hebben gezegd
Definition
they have said(indicative present perfect)
Term
ik had gezegd
Definition
I had said(indicative past perfect)
Term
jij had gezegd
Definition
you(singular) had said(indicative past perfect)
Term
hij had gezegd
Definition
he had said(indicative past perfect)
Term
wij hadden gezegd
Definition
we had said(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gezegd
Definition
you(plural) had said(indicative past perfect)
Term
zij hadden gezegd
Definition
they had said(indicative past perfect)
Term
ik zal zeggen
Definition
I will say(indicative future)
Term
jij zult zeggen
Definition
you(singular) will say(indicative future)
Term
hij zal zeggen
Definition
he will say(indicative future)
Term
wij zullen zeggen
Definition
we will say(indicative future)
Term
jullie zullen zeggen
Definition
you(plural) will say(indicative future)
Term
zij zullen zeggen
Definition
they will say(indicative future)
Term
ik zou zeggen
Definition
I would say(conditional future)
Term
jij zou zeggen
Definition
you(singular) would say(conditional future)
Term
hij zou zeggen
Definition
he would say(conditional future)
Term
wij zouden zeggen
Definition
we would say(conditional future)
Term
jullie zouden zeggen
Definition
you(plural) would say(conditional future)
Term
zij zouden zeggen
Definition
they would say(conditional future)
Term
ik zal gezegd hebben
Definition
I will have said(future perfect)
Term
jij zult gezegd hebben
Definition
you(singular) will have said(future perfect)
Term
hij zal gezegd hebben
Definition
he will have said(future perfect)
Term
wij zullen gezegd hebben
Definition
we will have said(future perfect)
Term
jullie zullen gezegd hebben
Definition
you(plural) will have said(future perfect)
Term
zij zullen gezegd hebben
Definition
they will have said(future perfect)
Term
ik zou gezegd hebben
Definition
I would have said(conditional future perfect)
Term
jij zou gezegd hebben
Definition
you(singular) would have said(conditional future perfect)
Term
hij zou gezegd hebben
Definition
he would have said(conditional future perfect)
Term
wij zouden gezegd hebben
Definition
we would have said(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gezegd hebben
Definition
you(plural) will have said(conditional future perfect)
Term
zij zouden gezegd hebben
Definition
they would have said(conditional future perfect)
Term
zeg
Definition
say(imperative)
Supporting users have an ad free experience!