Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for read
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/04/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik lees
Definition
I read(indicative present)
Term
jij leest
Definition
you(singular) read(indicative present)
Term
hij leest
Definition
he reads(indicative present)
Term
wij lezen
Definition
we read(indicative present)
Term
jullie lezen
Definition
you(plural) read(indicative present)
Term
zij lezen
Definition
they read(indicative present)
Term
ik las
Definition
I read(indicative past)
Term
jij las
Definition
you(singular) read(indicative past)
Term
hij las
Definition
he read(indicative past)
Term
wij lazen
Definition
we read(indicative past)
Term
jullie lazen
Definition
you(plural) read(indicative past)
Term
zij lazen
Definition
they read(indicative past)
Term
ik heb gelezen
Definition
I have read(indicative present perfect)
Term
jij hebt gelezen
Definition
you(singular) have read(indicative present perfect)
Term
hij heeft gelezen
Definition
he has read(indicative present perfect)
Term
wij hebben gelezen
Definition
we have read(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gelezen
Definition
you(plural) have read(indicative present perfect)
Term
zij hebben gelezen
Definition
they have read(indicative present perfect)
Term
ik had gelezen
Definition
I had read(indicative past perfect)
Term
jij had gelezen
Definition
you(singular) had read(indicative past perfect)
Term
hij had gelezen
Definition
he had read(indicative past perfect)
Term
wij hadden gelezen
Definition
we had read(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gelezen
Definition
you(plural) had read(indicative past perfect)
Term
zij hadden gelezen
Definition
they had read(indicative past perfect)
Term
ik zal lezen
Definition
I will read(indicative future)
Term
jij zult lezen
Definition
you(singular) will read(indicative future)
Term
hij zal lezen
Definition
he will read(indicative future)
Term
wij zullen lezen
Definition
we will read(indicative future)
Term
jullie zullen lezen
Definition
you(plural) will read(indicative future)
Term
zij zullen lezen
Definition
they will read(indicative future)
Term
ik zou lezen
Definition
I would read(conditional future)
Term
jij zou lezen
Definition
you(singular) would read(conditional future)
Term
hij zou lezen
Definition
he would read(conditional future)
Term
wij zouden lezen
Definition
we would read(conditional future)
Term
jullie zouden lezen
Definition
you(plural) would read(conditional future)
Term
zij zouden lezen
Definition
they would read(conditional future)
Term
ik zal gelezen hebben
Definition
I will have read(future perfect)
Term
jij zult gelezen hebben
Definition
you(singular) will have read(future perfect)
Term
hij zal gelezen hebben
Definition
he will have read(future perfect)
Term
wij zullen gelezen hebben
Definition
we will have read(future perfect)
Term
jullie zullen gelezen hebben
Definition
you(plural) will have read(future perfect)
Term
zij zullen gelezen hebben
Definition
they will have read(future perfect)
Term
ik zou gelezen hebben
Definition
I would have read(conditional future perfect)
Term
jij zou gelezen hebben
Definition
you(singular) would have read(conditional future perfect)
Term
hij zou gelezen hebben
Definition
he would have read(conditional future perfect)
Term
wij zouden gelezen hebben
Definition
we would have read(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gelezen hebben
Definition
you(plural) would have read(conditional future perfect)
Term
zij zouden gelezen hebben
Definition
they would have read(conditional future perfect)
Term
lees
Definition
read(imperative)
Supporting users have an ad free experience!