Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for prove
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/23/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik bewijs
Definition
I prove(indicative present)
Term
jij bewijst
Definition
you(singular) prove(indicative present)
Term
hij bewijst
Definition
he proves(indicative present)
Term
wij bewijzen
Definition
we prove(indicative present)
Term
jullie bewijzen
Definition
you(plural) prove(indicative present)
Term
zij bewijzen
Definition
they prove(indicative present)
Term
ik bewees
Definition
I proved(indicative past)
Term
jij bewees
Definition
you(singular) proved(indicative past)
Term
hij bewees
Definition
he proved(indicative past)
Term
wij bewezen
Definition
we proved(indicative past)
Term
jullie bewezen
Definition
you(plural) proved(indicative past)
Term
zij bewezen
Definition
they proved(indicative past)
Term
ik heb bewezen
Definition
I have proven(indicative present perfect)
Term
jij hebt bewezen
Definition
you(singular) have proven(indicative present perfect)
Term
hij heeft bewezen
Definition
he has proven(indicative present perfect)
Term
wij hebben bewezen
Definition
we have proven(indicative present perfect)
Term
jullie hebben bewezen
Definition
you(plural) have proven(indicative present perfect)
Term
zij hebben bewezen
Definition
they have proven(indicative present perfect)
Term
ik had bewezen
Definition
I had proven(indicative past perfect)
Term
jij had bewezen
Definition
you(singular) had proven(indicative past perfect)
Term
hij had bewezen
Definition
he had proven(indicative past perfect)
Term
wij hadden bewezen
Definition
we had proven(indicative past perfect)
Term
jullie hadden bewezen
Definition
you(plural) had proven(indicative past perfect)
Term
zij hadden bewezen
Definition
they had proven(indicative past perfect)
Term
ik zal bewijzen
Definition
I will prove(indicative future)
Term
jij zult bewijzen
Definition
you(singular) will prove(indicative future)
Term
hij zal bewijzen
Definition
he will prove(indicative future)
Term
wij zullen bewijzen
Definition
we will prove(indicative future)
Term
jullie zullen bewijzen
Definition
you(plural) will prove(indicative future)
Term
zij zullen bewijzen
Definition
they will prove(indicative future)
Term
ik zou bewijzen
Definition
I would prove(conditional future)
Term
jij zou bewijzen
Definition
you(singular) would prove(conditional future)
Term
hij zou bewijzen
Definition
he would prove(conditional future)
Term
wij zouden bewijzen
Definition
we would prove(conditional future)
Term
jullie zouden bewijzen
Definition
you(plural) would prove(conditional future)
Term
zij zouden bewijzen
Definition
they would prove(conditional future)
Term
ik zal bewezen hebben
Definition
I will have proven(future perfect)
Term
jij zult bewezen hebben
Definition
you(singular) will have proven(future perfect)
Term
hij zal bewezen hebben
Definition
he will have proven(future perfect)
Term
wij zullen bewezen hebben
Definition
we will have proven(future perfect)
Term
jullie zullen bewezen hebben
Definition
you(plural) will have proven(future perfect)
Term
zij zullen bewezen hebben
Definition
they will have proven(future perfect)
Term
ik zou bewezen hebben
Definition
I would have proven(conditional future perfect)
Term
jij zou bewezen hebben
Definition
you(singular) would have proven(conditional future perfect)
Term
hij zou bewezen hebben
Definition
he would have proven(conditional future perfect)
Term
wij zouden bewezen hebben
Definition
we would have proven(conditional future perfect)
Term
jullie zouden bewezen hebben
Definition
you(plural) would have proven(conditional future perfect)
Term
zij zouden bewezen hebben
Definition
they would have proven(conditional future perfect)
Term
bewijs
Definition
prove(imperative)
Supporting users have an ad free experience!