Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for promise
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
03/14/2011

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik beloof
Definition
I promise(indicative present)
Term
jij belooft
Definition
you(singular) promise(indicative present)
Term
hij belooft
Definition
he promises(indicative present)
Term
wij beloven
Definition
we promise(indicative present)
Term
jullie beloven
Definition
you(plural) promise(indicative present)
Term
zij beloven
Definition
they promise(indicative present)
Term
ik beloofde
Definition
I promised(indicative past)
Term
jij beloofde
Definition
you(singular) promised(indicative past)
Term
hij beloofde
Definition
he promised(indicative past)
Term
wij beloofden
Definition
we promised(indicative past)
Term
jullie beloofden
Definition
you(plural) promised(indicative past)
Term
zij beloofden
Definition
they promised(indicative past)
Term
ik heb beloofd
Definition
I have promised(indicative present perfect)
Term
jij hebt beloofd
Definition
you(singular) have promised(indicative present perfect)
Term
hij heeft beloofd
Definition
he has promised(indicative present perfect)
Term
wij hebben beloofd
Definition
we have promised(indicative present perfect)
Term
jullie hebben beloofd
Definition
you(plural) have promised(indicative present perfect)
Term
zij hebben beloofd
Definition
they have promised(indicative present perfect)
Term
ik had beloofd
Definition
I had promised(indicative past perfect)
Term
jij had beloofd
Definition
you(singular) had promised(indicative past perfect)
Term
hij had beloofd
Definition
he had promised(indicative past perfect)
Term
wij hadden beloofd
Definition
we had promised(indicative past perfect)
Term
jullie hadden beloofd
Definition
you(plural) had promised(indicative past perfect)
Term
zij hadden beloofd
Definition
they had promised(indicative past perfect)
Term
ik zal beloven
Definition
I will promise(indicative future)
Term
jij zult beloven
Definition
you(singular) will promise(indicative future)
Term
hij zal beloven
Definition
he will promise(indicative future)
Term
wij zullen beloven
Definition
we will promise(indicative future)
Term
jullie zullen beloven
Definition
you(plural) will promise(indicative future)
Term
zij zullen beloven
Definition
they will promise(indicative future)
Term
ik zou beloven
Definition
I would promise(conditional future)
Term
jij zou beloven
Definition
you(singular) would promise(conditional future)
Term
hij zou beloven
Definition
he would promise(conditional future)
Term
wij zouden beloven
Definition
we would promise(conditional future)
Term
jullie zouden beloven
Definition
you(plural) would promise(conditional future)
Term
zij zouden beloven
Definition
they would promise(conditional future)
Term
ik zal beloofd hebben
Definition
I will have promised(future perfect)
Term
jij zult beloofd hebben
Definition
you(singular) will have promised(future perfect)
Term
hij zal beloofd hebben
Definition
he will have promised(future perfect)
Term
wij zullen beloofd hebben
Definition
we will have promised(future perfect)
Term
jullie zullen beloofd hebben
Definition
you(plural) will have promised(future perfect)
Term
zij zullen beloofd hebben
Definition
they will have promised(future perfect)
Term
ik zou beloofd hebben
Definition
I would have promised(conditional future perfect)
Term
jij zou beloofd hebben
Definition
you(singular) would have promised(conditional future perfect)
Term
hij zou beloofd hebben
Definition
he would have promised(conditional future perfect)
Term
wij zouden beloofd hebben
Definition
we would have promised(conditional future perfect)
Term
jullie zouden beloofd hebben
Definition
you(plural) will have promised(conditional future perfect)
Term
zij zouden beloofd hebben
Definition
they would have promised(conditional future perfect)
Term
beloof
Definition
promise(imperative)
Supporting users have an ad free experience!