Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for plan
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/21/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik plan
Definition
I plan(indicative present)
Term
jij plant
Definition
you(singular) plan(indicative present)
Term
hij plant
Definition
he plans(indicative present)
Term
wij plannen
Definition
we plan(indicative present)
Term
jullie plannen
Definition
you(plural) plan(indicative present)
Term
zij plannen
Definition
they plan(indicative present)
Term
ik plande
Definition
I planned(indicative past)
Term
jij plande
Definition
you(singular) planned(indicative past)
Term
hij plande
Definition
he planned(indicative past)
Term
wij planden
Definition
we planned(indicative past)
Term
jullie planden
Definition
you(plural) planned(indicative past)
Term
zij planden
Definition
they planned(indicative past)
Term
ik heb gepland
Definition
I have planned(indicative present perfect)
Term
jij hebt gepland
Definition
you(singular) have planned(indicative present perfect)
Term
hij heeft gepland
Definition
he has planned(indicative present perfect)
Term
wij hebben gepland
Definition
we have planned(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gepland
Definition
you(plural) have planned(indicative present perfect)
Term
zij hebben gepland
Definition
they have planned(indicative present perfect)
Term
ik had gepland
Definition
I had planned(indicative past perfect)
Term
jij had gepland
Definition
you(singular) had planned(indicative past perfect)
Term
hij had gepland
Definition
he had planned(indicative past perfect)
Term
wij hadden gepland
Definition
we had planned(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gepland
Definition
you(plural) had planned(indicative past perfect)
Term
zij hadden gepland
Definition
they had planned(indicative past perfect)
Term
ik zal plannen
Definition
I will plan(indicative future)
Term
jij zult plannen
Definition
you(singular) will plan(indicative future)
Term
hij zal plannen
Definition
he will plan(indicative future)
Term
wij zullen plannen
Definition
we will plan(indicative future)
Term
jullie zullen plannen
Definition
you(plural) will plan(indicative future)
Term
zij zullen plannen
Definition
they will plan(indicative future)
Term
ik zou plannen
Definition
I would plan(conditional future)
Term
jij zou plannen
Definition
you(singular) would plan(conditional future)
Term
hij zou plannen
Definition
he would plan(conditional future)
Term
wij zouden plannen
Definition
we would plan(conditional future)
Term
jullie zouden plannen
Definition
you(plural) would plan(conditional future)
Term
zij zouden plannen
Definition
they would plan(conditional future)
Term
ik zal gepland hebben
Definition
I will have planned(future perfect)
Term
jij zult gepland hebben
Definition
you(singular) will have planned(future perfect)
Term
hij zal gepland hebben
Definition
he will have planned(future perfect)
Term
wij zullen gepland hebben
Definition
we will have planned(future perfect)
Term
jullie zullen gepland hebben
Definition
you(plural) will have planned(future perfect)
Term
zij zullen gepland hebben
Definition
they will have planned(future perfect)
Term
ik zou gepland hebben
Definition
I would have planned(conditional future perfect)
Term
jij zou gepland hebben
Definition
you(singular) would have planned(conditional future perfect)
Term
hij zou gepland hebben
Definition
he would have planned(conditional future perfect)
Term
wij zouden gepland hebben
Definition
we would have planned(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gepland hebben
Definition
you(plural) would have planned(conditional future perfect)
Term
zij zouden gepland hebben
Definition
they would have planned(conditional future perfect)
Term
plan
Definition
plan(imperative)
Supporting users have an ad free experience!