Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for phone or ring
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/07/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik bel
Definition
I phone(indicative present)
Term
jij belt
Definition
you(singular) phone(indicative present)
Term
hij belt
Definition
he phones(indicative present)
Term
wij bellen
Definition
we phone(indicative present)
Term
jullie bellen
Definition
you(plural) phone(indicative present)
Term
zij bellen
Definition
they phone(indicative present)
Term
ik belde
Definition
I phoned(indicative past)
Term
jij belde
Definition
you(singular) phoned(indicative past)
Term
hij belde
Definition
he phoned(indicative past)
Term
wij belden
Definition
we phoned(indicative past)
Term
jullie belden
Definition
you(plural) phoned(indicative past)
Term
zij belden
Definition
they phoned(indicative past)
Term
ik heb gebeld
Definition
I have phoned(indicative present perfect)
Term
jij hebt gebeld
Definition
you(singular) have phoned(indicative present perfect)
Term
hij heeft gebeld
Definition
he has phoned(indicative present perfect)
Term
wij hebben gebeld
Definition
we have phoned(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gebeld
Definition
you(plural) have phoned(indicative present perfect)
Term
zij hebben gebeld
Definition
they have phoned(indicative present perfect)
Term
ik had gebeld
Definition
I had phoned(indicative past perfect)
Term
jij had gebeld
Definition
you(singular) had phoned(indicative past perfect)
Term
hij had gebeld
Definition
he had phoned(indicative past perfect)
Term
wij hadden gebeld
Definition
we had phoned(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gebeld
Definition
you(plural) had phoned(indicative past perfect)
Term
zij hadden gebeld
Definition
they had phoned(indicative past perfect)
Term
ik zal bellen
Definition
I will phone(indicative future)
Term
jij zult bellen
Definition
you(singular) will phone(indicative future)
Term
hij zal bellen
Definition
he will phone(indicative future)
Term
wij zullen bellen
Definition
we will phone(indicative future)
Term
jullie zullen bellen
Definition
you(plural) will phone(indicative future)
Term
zij zullen bellen
Definition
they will phone(indicative future)
Term
ik zou bellen
Definition
I would phone(conditional future)
Term
jij zou bellen
Definition
you(singular) would phone(conditional future)
Term
hij zou bellen
Definition
he would phone(conditional future)
Term
wij zouden bellen
Definition
we would phone(conditional future)
Term
jullie zouden bellen
Definition
you(plural) would phone(conditional future)
Term
zij zouden bellen
Definition
they would phone(conditional future)
Term
ik zal gebeld hebben
Definition
I will have phoned(future perfect)
Term
jij zult gebeld hebben
Definition
you(singular) will have phoned(future perfect)
Term
hij zal gebeld hebben
Definition
he will have phoned(future perfect)
Term
wij zullen gebeld hebben
Definition
we will have phoned(future perfect)
Term
jullie zullen gebeld hebben
Definition
you(plural) will have phoned(future perfect)
Term
zij zullen gebeld hebben
Definition
they will have phoned(future perfect)
Term
ik zou gebeld hebben
Definition
I would have phoned(conditional future perfect)
Term
jij zou gebeld hebben
Definition
you(singular) would have phoned(conditional future perfect)
Term
hij zou gebeld hebben
Definition
he would have phoned(conditional future perfect)
Term
wij zouden gebeld hebben
Definition
we would have phoned(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gebeld hebben
Definition
you(plural) would have phoned(conditional future perfect)
Term
zij zouden gebeld hebben
Definition
they would have phoned(conditional future perfect)
Term
bel
Definition
phone(imperative)
Supporting users have an ad free experience!