Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for let(allow)
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/14/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik laat
Definition
I let(indicative present)
Term
jij laat
Definition
you(singular) let(indicative present)
Term
hij laat
Definition
he lets(indicative present)
Term
wij laten
Definition
we let(indicative present)
Term
jullie laten
Definition
you(plural) let(indicative present)
Term
zij laten
Definition
they let(indicative present)
Term
ik liet
Definition
I let(indicative past)
Term
jij liet
Definition
you(singular) let(indicative past)
Term
hij liet
Definition
he let(indicative past)
Term
wij lieten
Definition
we let(indicative past)
Term
jullie lieten
Definition
you(plural) let(indicative past)
Term
zij lieten
Definition
they let(indicative past)
Term
ik heb gelaten
Definition
I have let(indicative present perfect)
Term
jij hebt gelaten
Definition
you(singular) have let(indicative present perfect)
Term
hij heeft gelaten
Definition
he has let(indicative present perfect)
Term
wij hebben gelaten
Definition
we have let(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gelaten
Definition
you(plural) have let(indicative present perfect)
Term
zij hebben gelaten
Definition
they have let(indicative present perfect)
Term
ik had gelaten
Definition
I had let(indicative past perfect)
Term
jij had gelaten
Definition
you(singular) had let(indicative past perfect)
Term
hij had gelaten
Definition
he had let(indicative past perfect)
Term
wij hadden gelaten
Definition
we had let(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gelaten
Definition
you(plural) had let(indicative past perfect)
Term
zij hadden gelaten
Definition
they had let(indicative past perfect)
Term
ik zal laten
Definition
I will let(indicative future)
Term
jij zult laten
Definition
you(singular) will let(indicative future)
Term
hij zal laten
Definition
he will let(indicative future)
Term
wij zullen laten
Definition
we will let(indicative future)
Term
jullie zullen laten
Definition
you(plural) will let(indicative future)
Term
zij zullen laten
Definition
they will let(indicative future)
Term
ik zou laten
Definition
I would let(conditional future)
Term
jij zou laten
Definition
you(singular) would let(conditional future)
Term
hij zou laten
Definition
he would let(conditional future)
Term
wij zouden laten
Definition
we would let(conditional future)
Term
jullie zouden laten
Definition
you(plural) would let(conditional future)
Term
zij zouden laten
Definition
they would let(conditional future)
Term
ik zal gelaten hebben
Definition
I will have let(future perfect)
Term
jij zult gelaten hebben
Definition
you(singular) will have let(future perfect)
Term
hij zal gelaten hebben
Definition
he will have let(future perfect)
Term
wij zullen gelaten hebben
Definition
we will have let(future perfect)
Term
jullie zullen gelaten hebben
Definition
you(plural) will have let(future perfect)
Term
zij zullen gelaten hebben
Definition
they will have let(future perfect)
Term
ik zou gelaten hebben
Definition
I would have let(conditional future perfect)
Term
jij zou gelaten hebben
Definition
you(singular) would have let(conditional future perfect)
Term
hij zou gelaten hebben
Definition
he would have let(conditional future perfect)
Term
wij zouden gelaten hebben
Definition
we would have let(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gelaten hebben
Definition
you(plural) would have let(conditional future perfect)
Term
zij zouden gelaten hebben
Definition
they would have let(conditional future perfect)
Term
laat
Definition
let(imperative)
Supporting users have an ad free experience!