Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for laugh
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/03/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik lach
Definition
I laugh(indicative present)
Term
jij lacht
Definition
you(singular) laugh(indicative present)
Term
hij lacht
Definition
he laughs(indicative present)
Term
wij lachen
Definition
we laugh(indicative present)
Term
jullie lachen
Definition
you(plural) laugh(indicative present)
Term
zij lachen
Definition
they laugh(indicative present)
Term
ik lachte
Definition
I laughed(indicative past)
Term
jij lachte
Definition
you(singular) laughed(indicative past)
Term
hij lachte
Definition
he laughed(indicative past)
Term
wij lachten
Definition
we laughed(indicative past)
Term
jullie lachten
Definition
you(plural) laughed(indicative past)
Term
zij lachten
Definition
they laughed(indicative past)
Term
ik heb gelachen
Definition
I have laughed(indicative present perfect)
Term
jij hebt gelachen
Definition
you(singular) have laughed(indicative present perfect)
Term
hij heeft gelachen
Definition
he has laughed(indicative present perfect)
Term
wij hebben gelachen
Definition
we have laughed(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gelachen
Definition
you(plural) have laughed(indicative present perfect)
Term
zij hebben gelachen
Definition
they have laughed(indicative present perfect)
Term
ik had gelachen
Definition
I had laughed(indicative past perfect)
Term
jij had gelachen
Definition
you(singular) had laughed(indicative past perfect)
Term
hij had gelachen
Definition
he had laughed(indicative past perfect)
Term
wij hadden gelachen
Definition
we had laughed(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gelachen
Definition
you(plural) had laughed(indicative past perfect)
Term
zij hadden gelachen
Definition
they had laughed(indicative past perfect)
Term
ik zal lachen
Definition
I will laugh(indicative future)
Term
jij zult lachen
Definition
you(singular) will laugh(indicative future)
Term
hij zal lachen
Definition
he will laugh(indicative future)
Term
wij zullen lachen
Definition
we will laugh(indicative future)
Term
jullie zullen lachen
Definition
you(plural) will laugh(indicative future)
Term
zij zullen lachen
Definition
they will laugh(indicative future)
Term
ik zou lachen
Definition
I would laugh(conditional future)
Term
jij zou lachen
Definition
you(singular) would laugh(conditional future)
Term
hij zou lachen
Definition
he would laugh(conditional future)
Term
wij zouden lachen
Definition
we would laugh(conditional future)
Term
jullie zouden lachen
Definition
you(plural) would laugh(conditional future)
Term
zij zouden lachen
Definition
they would laugh(conditional future)
Term
ik zal gelachen hebben
Definition
I will have laughed(future perfect)
Term
jij zult gelachen hebben
Definition
you(singular) will have laughed(future perfect)
Term
hij zal gelachen hebben
Definition
he will have laughed(future perfect)
Term
wij zullen gelachen hebben
Definition
we will have laughed(future perfect)
Term
jullie zullen gelachen hebben
Definition
you(plural) will have laughed(future perfect)
Term
zij zullen gelachen hebben
Definition
they will have laughed(future perfect)
Term
ik zou gelachen hebben
Definition
I would have laughed(conditional future perfect)
Term
jij zou gelachen hebben
Definition
you(singular) would have laughed(conditional future perfect)
Term
hij zou gelachen hebben
Definition
he would have laughed(conditional future perfect)
Term
wij zouden gelachen hebben
Definition
we would have laughed(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gelachen hebben
Definition
you(plural) would have laughed(conditional future perfect)
Term
zij zouden gelachen hebben
Definition
they would have laughed(conditional future perfect)
Term
lach
Definition
laugh(imperative)
Supporting users have an ad free experience!