Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for invite
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
10/10/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik noodig uit
Definition
I invite(indicative present)
Term
jij noodigt uit
Definition
you(singular) invite(indicative present)
Term
hij noodigt uit
Definition
he invites(indicative present)
Term
wij nodigen uit
Definition
we invite(indicative present)
Term
jullie nodigen uit
Definition
you(plural) invite(indicative present)
Term
zij nodigen uit
Definition
they invite(indicative present)
Term
ik noodigde uit
Definition
I invited(indicative past)
Term
jij noodigde uit
Definition
you(singular) invited(indicative past)
Term
hij noodigde uit
Definition
he invited(indicative past)
Term
wij noodigden uit
Definition
we invited(indicative past)
Term
jullie noodigden uit
Definition
you(plural) invited(indicative past)
Term
zij noodigden uit
Definition
they invited(indicative past)
Term
ik heb uitgenoodigd
Definition
I have invited(indicative present perfect)
Term
jij hebt uitgenoodigd
Definition
you(singular) have invited(indicative present perfect)
Term
hij heeft uitgenoodigd
Definition
he has invited(indicative present perfect)
Term
wij hebben uitgenoodigd
Definition
we have invited(indicative present perfect)
Term
jullie hebben uitgenoodigd
Definition
you(plural) have invited(indicative present perfect)
Term
zij hebben uitgenoodigd
Definition
they have invited(indicative present perfect)
Term
ik had uitgenoodigd
Definition
I had invited(indicative past perfect)
Term
jij had uitgenoodigd
Definition
you(singular) had invited(indicative past perfect)
Term
hij had uitgenoodigd
Definition
he had invited(indicative past perfect)
Term
wij hadden uitgenoodigd
Definition
we had invited(indicative past perfect)
Term
jullie hadden uitgenoodigd
Definition
you(plural) had invited(indicative past perfect)
Term
zij hadden uitgenoodigd
Definition
they had invited(indicative past perfect)
Term
ik zal uitnodigen
Definition
I will invite(indicative future)
Term
jij zult uitnodigen
Definition
you(singular) will invite(indicative future)
Term
hij zal uitnodigen
Definition
he will invite(indicative future)
Term
wij zullen uitnodigen
Definition
we will invite(indicative future)
Term
jullie zullen uitnodigen
Definition
you(plural) will invite(indicative future)
Term
zij zullen uitnodigen
Definition
they will invite(indicative future)
Term
ik zou uitnodigen
Definition
I would invite(conditional future)
Term
jij zou uitnodigen
Definition
you(singular) would invite(conditional future)
Term
hij zou uitnodigen
Definition
he would invite(conditional future)
Term
wij zouden uitnodigen
Definition
we would invite(conditional future)
Term
jullie zouden uitnodigen
Definition
you(plural) would invite(conditional future)
Term
zij zouden uitnodigen
Definition
they would invite(conditional future)
Term
ik zal uitgenoodigd hebben
Definition
I will have invited(future perfect)
Term
jij zult uitgenoodigd hebben
Definition
you(singular) will have invited(future perfect)
Term
hij zal uitgenoodigd hebben
Definition
he will have invited(future perfect)
Term
wij zullen uitgenoodigd hebben
Definition
we will have invited(future perfect)
Term
jullie zullen uitgenoodigd hebben
Definition
you(plural) will have invited(future perfect)
Term
zij zullen uitgenoodigd hebben
Definition
they will have invited(future perfect)
Term
ik zou uitgenoodigd hebben
Definition
I would have invited(conditional future perfect)
Term
jij zou uitgenoodigd hebben
Definition
you(singular) would have invited(conditional future perfect)
Term
hij zou uitgenoodigd hebben
Definition
he would have invited(conditional future perfect)
Term
wij zouden uitgenoodigd hebben
Definition
we would have invited(conditional future perfect)
Term
jullie zouden uitgenoodigd hebben
Definition
you(plural) would have invited(conditional future perfect)
Term
zij zouden uitgenoodigd hebben
Definition
they would have invited(conditional future perfect)
Term
noodig uit
Definition
invite(imperative)
Supporting users have an ad free experience!