Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for infect
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
03/14/2011

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik besmet
Definition
I infect(indicative present)
Term
jij besmet
Definition
you(singular) infect(indicative present)
Term
hij besmet
Definition
he infects(indicative present)
Term
wij besmetten
Definition
we infect(indicative present)
Term
jullie besmetten
Definition
you(plural) infect(indicative present)
Term
zij besmetten
Definition
they infect(indicative present)
Term
ik besmette
Definition
I infected(indicative past)
Term
jij besmette
Definition
you(singular) infected(indicative past)
Term
hij besmette
Definition
he infected(indicative past)
Term
wij besmetten
Definition
we infected(indicative past)
Term
jullie besmetten
Definition
you(plural) infected(indicative past)
Term
zij besmetten
Definition
they infected(indicative past)
Term
ik heb besmet
Definition
I have infected(indicative present perfect)
Term
jij hebt besmet
Definition
you(singular) have infected(indicative present perfect)
Term
hij heeft besmet
Definition
he has infected(indicative present perfect)
Term
wij hebben besmet
Definition
we have infected(indicative present perfect)
Term
jullie hebben besmet
Definition
you(plural) have infected(indicative present perfect)
Term
zij hebben besmet
Definition
they have infected(indicative present perfect)
Term
ik had besmet
Definition
I had infected(indicative past perfect)
Term
jij had besmet
Definition
you(singular) had infected(indicative past perfect)
Term
hij had besmet
Definition
he had infected(indicative past perfect)
Term
wij hadden besmet
Definition
we had infected(indicative past perfect)
Term
jullie hadden besmet
Definition
you(plural) had infected(indicative past perfect)
Term
zij hadden besmet
Definition
they had infected(indicative past perfect)
Term
ik zal besmetten
Definition
I will infect(indicative future)
Term
jij zult besmetten
Definition
you(singular) will infect(indicative future)
Term
hij zal besmetten
Definition
he will infect(indicative future)
Term
wij zullen besmetten
Definition
we will infect(indicative future)
Term
jullie zullen besmetten
Definition
you(plural) will infect(indicative future)
Term
zij zullen besmetten
Definition
they will infect(indicative future)
Term
ik zou besmetten
Definition
I would infect(conditional future)
Term
jij zou besmetten
Definition
you(singular) would infect(conditional future)
Term
hij zou besmetten
Definition
he would infect(conditional future)
Term
wij zouden besmetten
Definition
we would infect(conditional future)
Term
jullie zouden besmetten
Definition
you(plural) would infect(conditional future)
Term
zij zouden besmetten
Definition
they would infect(conditional future)
Term
ik zal besmet hebben
Definition
I will have infected(future perfect)
Term
jij zult besmet hebben
Definition
you(singular) will have infected(future perfect)
Term
hij zal besmet hebben
Definition
he will have infected(future perfect)
Term
wij zullen besmet hebben
Definition
we will have infected(future perfect)
Term
jullie zullen besmet hebben
Definition
you(plural) will have infected(future perfect)
Term
zij zullen besmet hebben
Definition
they will have infected(future perfect)
Term
ik zou besmet hebben
Definition
I would have infected(conditional future perfect)
Term
jij zou besmet hebben
Definition
you(singular) would have infected(conditional future perfect)
Term
hij zou besmet hebben
Definition
he would have infected(conditional future perfect)
Term
wij zouden besmet hebben
Definition
we would have infected(conditional future perfect)
Term
jullie zouden besmet hebben
Definition
you(plural) will have infected(conditional future perfect)
Term
zij zouden besmet hebben
Definition
they would have infected(conditional future perfect)
Term
besmet
Definition
infect(imperative)
Supporting users have an ad free experience!