Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for help
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/03/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik help
Definition
I help(indicative present)
Term
jij helpt
Definition
you(singular) help(indicative present)
Term
hij helpt
Definition
he helps(indicative present)
Term
wij helpen
Definition
we help(indicative present)
Term
jullie helpen
Definition
you(plural) help(indicative present)
Term
zij helpen
Definition
they help(indicative present)
Term
ik hielp
Definition
I helped(indicative past)
Term
jij hielp
Definition
you(singular) helped(indicative past)
Term
hij hielp
Definition
he helped(indicative past)
Term
wij hielpen
Definition
we helped(indicative past)
Term
jullie hielpen
Definition
you(plural) helped(indicative past)
Term
zij hielpen
Definition
they helped(indicative past)
Term
ik heb geholpen
Definition
I have helped(indicative present perfect)
Term
jij hebt geholpen
Definition
you(singular) have helped(indicative present perfect)
Term
hij heeft geholpen
Definition
he has helped(indicative present perfect)
Term
wij hebben geholpen
Definition
we have helped(indicative present perfect)
Term
jullie hebben geholpen
Definition
you(plural) have helped(indicative present perfect)
Term
zij hebben geholpen
Definition
they have helped(indicative present perfect)
Term
ik had geholpen
Definition
I had helped(indicative past perfect)
Term
jij had geholpen
Definition
you(singular) had helped(indicative past perfect)
Term
hij had geholpen
Definition
he had helped(indicative past perfect)
Term
wij hadden geholpen
Definition
we had helped(indicative past perfect)
Term
jullie hadden geholpen
Definition
you(plural) had helped(indicative past perfect)
Term
zij hadden geholpen
Definition
they had helped(indicative past perfect)
Term
ik zal helpen
Definition
I will help(indicative future)
Term
jij zult helpen
Definition
you(singular) will help(indicative future)
Term
hij zal helpen
Definition
he will help(indicative future)
Term
wij zullen helpen
Definition
we will help(indicative future)
Term
jullie zullen helpen
Definition
you(plural) will help(indicative future)
Term
zij zullen helpen
Definition
they will help(indicative future)
Term
ik zou helpen
Definition
I would help(conditional future)
Term
jij zou helpen
Definition
you(singular) would help(conditional future)
Term
hij zou helpen
Definition
he would help(conditional future)
Term
wij zouden helpen
Definition
we would help(conditional future)
Term
jullie zouden helpen
Definition
you(plural) would help(conditional future)
Term
zij zouden helpen
Definition
they would help(conditional future)
Term
ik zal geholpen hebben
Definition
I will have helped(future perfect)
Term
jij zult geholpen hebben
Definition
you(singular) will have helped(future perfect)
Term
hij zal geholpen hebben
Definition
he will have helped(future perfect)
Term
wij zullen geholpen hebben
Definition
we will have helped(future perfect)
Term
jullie zullen geholpen hebben
Definition
you(plural) will have helped(future perfect)
Term
zij zullen geholpen hebben
Definition
they will have helped(future perfect)
Term
ik zou geholpen hebben
Definition
I would have helped(conditional future perfect)
Term
jij zou geholpen hebben
Definition
you(singular) would have helped(conditional future perfect)
Term
hij zou geholpen hebben
Definition
he would have helped(conditional future perfect)
Term
wij zouden geholpen hebben
Definition
we would have helped(conditional future perfect)
Term
jullie zouden geholpen hebben
Definition
you(plural) would have helped(conditional future perfect)
Term
zij zouden geholpen hebben
Definition
they would have helped(conditional future perfect)
Term
help
Definition
help(imperative)
Supporting users have an ad free experience!