Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for discuss
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/17/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik bespreek
Definition
I discuss(indicative present)
Term
jij bespreekt
Definition
you(singular) discuss(indicative present)
Term
hij bespreekt
Definition
he discusses(indicative present)
Term
wij bespreken
Definition
we discuss(indicative present)
Term
jullie bespreken
Definition
you(plural) discuss(indicative present)
Term
zij bespreken
Definition
they discuss(indicative present)
Term
ik besprak
Definition
I discussed(indicative past)
Term
jij besprak
Definition
you(singular) discussed(indicative past)
Term
hij besprak
Definition
he discussed(indicative past)
Term
wij bespraken
Definition
we discussed(indicative past)
Term
jullie bespraken
Definition
you(plural) discussed(indicative past)
Term
zij bespraken
Definition
they discussed(indicative past)
Term
ik heb besproken
Definition
I have discussed(indicative present perfect)
Term
jij hebt besproken
Definition
you(singular) have discussed(indicative present perfect)
Term
hij heeft besproken
Definition
he has discussed(indicative present perfect)
Term
wij hebben besproken
Definition
we have discussed(indicative present perfect)
Term
jullie hebben besproken
Definition
you(plural) have discussed(indicative present perfect)
Term
zij hebben besproken
Definition
they have discussed(indicative present perfect)
Term
ik had besproken
Definition
I had discussed(indicative past perfect)
Term
jij had besproken
Definition
you(singular) had discussed(indicative past perfect)
Term
hij had besproken
Definition
he had discussed(indicative past perfect)
Term
wij hadden besproken
Definition
we had discussed(indicative past perfect)
Term
jullie hadden besproken
Definition
you(plural) had discussed(indicative past perfect)
Term
zij hadden besproken
Definition
they had discussed(indicative past perfect)
Term
ik zal bespreken
Definition
I will discuss(indicative future)
Term
jij zult bespreken
Definition
you(singular) will discuss(indicative future)
Term
hij zal bespreken
Definition
he will discuss(indicative future)
Term
wij zullen bespreken
Definition
we will discuss(indicative future)
Term
jullie zullen bespreken
Definition
you(plural) will discuss(indicative future)
Term
zij zullen bespreken
Definition
they will discuss(indicative future)
Term
ik zou bespreken
Definition
I would discuss(conditional future)
Term
jij zou bespreken
Definition
you(singular) would discuss(conditional future)
Term
hij zou bespreken
Definition
he would discuss(conditional future)
Term
wij zouden bespreken
Definition
we would discuss(conditional future)
Term
jullie zouden bespreken
Definition
you(plural) would discuss(conditional future)
Term
zij zouden bespreken
Definition
they would discuss(conditional future)
Term
ik zal besproken hebben
Definition
I will have discussed(future perfect)
Term
jij zult besproken hebben
Definition
you(singular) will have discussed(future perfect)
Term
hij zal besproken hebben
Definition
he will have discussed(future perfect)
Term
wij zullen besproken hebben
Definition
we will have discussed(future perfect)
Term
jullie zullen besproken hebben
Definition
you(plural) will have discussed(future perfect)
Term
zij zullen besproken hebben
Definition
they will have discussed(future perfect)
Term
ik zou besproken hebben
Definition
I would have discussed(conditional future perfect)
Term
jij zou besproken hebben
Definition
you(singular) would have discussed(conditional future perfect)
Term
hij zou besproken hebben
Definition
he would have discussed(conditional future perfect)
Term
wij zouden besproken hebben
Definition
we would have discussed(conditional future perfect)
Term
jullie zouden besproken hebben
Definition
you(plural) would have discussed(conditional future perfect)
Term
zij zouden besproken hebben
Definition
they would have discussed(conditional future perfect)
Term
bespreek
Definition
discuss(imperative)
Supporting users have an ad free experience!