Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for cancel
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/10/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik annuleer
Definition
I cancel(indicative present)
Term
jij annuleert
Definition
you(singular) cancel(indicative present)
Term
hij annuleert
Definition
he cancels(indicative present)
Term
wij annuleren
Definition
we cancel(indicative present)
Term
jullie annuleren
Definition
you(plural) cancel(indicative present)
Term
zij annuleren
Definition
they cancel(indicative present)
Term
ik annuleerde
Definition
I cancelled(indicative past)
Term
jij annuleerde
Definition
you(singular) cancelled(indicative past)
Term
hij annuleerde
Definition
he cancelled(indicative past)
Term
wij annuleerden
Definition
we cancelled(indicative past)
Term
jullie annuleerden
Definition
you(plural) cancelled(indicative past)
Term
zij annuleerden
Definition
they cancelled(indicative past)
Term
ik heb geannuleerd
Definition
I have cancelled(indicative present perfect)
Term
jij hebt geannuleerd
Definition
you(singular) have cancelled(indicative present perfect)
Term
hij heeft geannuleerd
Definition
he has cancelled(indicative present perfect)
Term
wij hebben geannuleerd
Definition
we have cancelled(indicative present perfect)
Term
jullie hebben geannuleerd
Definition
you(plural) have cancelled(indicative present perfect)
Term
zij hebben geannuleerd
Definition
they have cancelled(indicative present perfect)
Term
ik had geannuleerd
Definition
I had cancelled(indicative past perfect)
Term
jij had geannuleerd
Definition
you(singular) had cancelled(indicative past perfect)
Term
hij had geannuleerd
Definition
he had cancelled(indicative past perfect)
Term
wij hadden geannuleerd
Definition
we had cancelled(indicative past perfect)
Term
jullie hadden geannuleerd
Definition
you(plural) had cancelled(indicative past perfect)
Term
zij hadden geannuleerd
Definition
they had cancelled(indicative past perfect)
Term
ik zal annuleren
Definition
I will cancel(indicative future)
Term
jij zult annuleren
Definition
you(singular) will cancel(indicative future)
Term
hij zal annuleren
Definition
he will cancel(indicative future)
Term
wij zullen annuleren
Definition
we will cancel(indicative future)
Term
jullie zullen annuleren
Definition
you(plural) will cancel(indicative future)
Term
zij zullen annuleren
Definition
they will cancel(indicative future)
Term
ik zou annuleren
Definition
I would cancel(conditional future)
Term
jij zou annuleren
Definition
you(singular) would cancel(conditional future)
Term
hij zou annuleren
Definition
he would cancel(conditional future)
Term
wij zouden annuleren
Definition
we would cancel(conditional future)
Term
jullie zouden annuleren
Definition
you(plural) would cancel(conditional future)
Term
zij zouden annuleren
Definition
they would cancel(conditional future)
Term
ik zal geannuleerd hebben
Definition
I will have cancelled(future perfect)
Term
jij zult geannuleerd hebben
Definition
you(singular) will have cancelled(future perfect)
Term
hij zal geannuleerd hebben
Definition
he will have cancelled(future perfect)
Term
wij zullen geannuleerd hebben
Definition
we will have cancelled(future perfect)
Term
jullie zullen geannuleerd hebben
Definition
you(plural) will have cancelled(future perfect)
Term
zij zullen geannuleerd hebben
Definition
they will have cancelled(future perfect)
Term
ik zou geannuleerd hebben
Definition
I would have cancelled(conditional future perfect)
Term
jij zou geannuleerd hebben
Definition
you(singular) would have cancelled(conditional future perfect)
Term
hij zou geannuleerd hebben
Definition
he would have cancelled(conditional future perfect)
Term
wij zouden geannuleerd hebben
Definition
we would have cancelled(conditional future perfect)
Term
jullie zouden geannuleerd hebben
Definition
you(plural) would have cancelled(conditional future perfect)
Term
zij zouden geannuleerd hebben
Definition
they would have cancelled(conditional future perfect)
Term
annuleer
Definition
cancel(imperative)
Supporting users have an ad free experience!