Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for calculate
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/03/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik reken
Definition
I calculate(indicative present)
Term
jij rekent
Definition
you(singular) calculate(indicative present)
Term
hij rekent
Definition
he calculates(indicative present)
Term
wij rekenen
Definition
we calculate(indicative present)
Term
jullie rekenen
Definition
you(plural) calculate(indicative present)
Term
zij rekenen
Definition
they calculate(indicative present)
Term
ik rekende
Definition
I calculated(indicative past)
Term
jij rekende
Definition
you(singular) calculated(indicative past)
Term
hij rekende
Definition
he calculated(indicative past)
Term
wij rekenden
Definition
we calculated(indicative past)
Term
jullie rekenden
Definition
you(plural) calculated(indicative past)
Term
zij rekenden
Definition
they calculated(indicative past)
Term
ik heb gerekend
Definition
I have calculated(indicative present perfect)
Term
jij hebt gerekend
Definition
you(singular) have calculated(indicative present perfect)
Term
hij heeft gerekend
Definition
he has calculated(indicative present perfect)
Term
wij hebben gerekend
Definition
we have calculated(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gerekend
Definition
you(plural) have calculated(indicative present perfect)
Term
zij hebben gerekend
Definition
they have calculated(indicative present perfect)
Term
ik had gerekend
Definition
I had calculated(indicative past perfect)
Term
jij had gerekend
Definition
you(singular) had calculated(indicative past perfect)
Term
hij had gerekend
Definition
he had calculated(indicative past perfect)
Term
wij hadden gerekend
Definition
we had calculated(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gerekend
Definition
you(plural) had calculated(indicative past perfect)
Term
zij hadden gerekend
Definition
they had calculated(indicative past perfect)
Term
ik zal rekenen
Definition
I will calculate(indicative future)
Term
jij zult rekenen
Definition
you(singular) will calculate(indicative future)
Term
hij zal rekenen
Definition
he will calculate(indicative future)
Term
wij zullen rekenen
Definition
we will calculate(indicative future)
Term
jullie zullen rekenen
Definition
you(plural) will calculate(indicative future)
Term
zij zullen rekenen
Definition
they will calculate(indicative future)
Term
ik zou rekenen
Definition
I would calculate(conditional future)
Term
jij zou rekenen
Definition
you(singular) would calculate(conditional future)
Term
hij zou rekenen
Definition
he would calculate(conditional future)
Term
wij zouden rekenen
Definition
we would calculate(conditional future)
Term
jullie zouden rekenen
Definition
you(plural) would calculate(conditional future)
Term
zij zouden rekenen
Definition
they would calculate(conditional future)
Term
ik zal gerekend hebben
Definition
I will have calculated(future perfect)
Term
jij zult gerekend hebben
Definition
you(singular) will have calculated(future perfect)
Term
hij zal gerekend hebben
Definition
he will have calculated(future perfect)
Term
wij zullen gerekend hebben
Definition
we will have calculated(future perfect)
Term
jullie zullen gerekend hebben
Definition
you(plural) will have calculated(future perfect)
Term
zij zullen gerekend hebben
Definition
they will have calculated(future perfect)
Term
ik zou gerekend hebben
Definition
I would have calculated(conditional future perfect)
Term
jij zou gerekend hebben
Definition
you(singular) would have calculated(conditional future perfect)
Term
hij zou gerekend hebben
Definition
he would have calculated(conditional future perfect)
Term
wij zouden gerekend hebben
Definition
we would have calculated(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gerekend hebben
Definition
you(plural) would have calculated(conditional future perfect)
Term
zij zouden gerekend hebben
Definition
they would have calculated(conditional future perfect)
Term
reken
Definition
calculate(imperative)
Supporting users have an ad free experience!