Shared Flashcard Set

Details

Dutch irregular verbs and past tense
Dutch irregular verbs and past tense
55
Language - Dutch
Not Applicable
12/05/2011
Click here to study/print these flashcards.

Create your own flash cards! Sign up here.

Additional Language - Dutch Flashcards

 

 

Cards

Term
begrijpen
 Definition
begreep
Term
bijten
 Definition
beet
Term
binden
 Definition
bond
Term
breken
 Definition
brak
Term
brengen
 Definition
bracht
Term
doen
 Definition
deed
Term
dragen
 Definition
droeg
Term
drijven
 Definition
dreef
Term
drinken
 Definition
dronk
Term
duiken
 Definition
dook
Term
dwingen
 Definition
dwong
Term
eten
 Definition
at
Term
fluiten
 Definition
floot
Term
gaan
 Definition
ging
Term
genieten
 Definition
genoot
Term
geven
 Definition
gaf
Term
glijden
 Definition
gleed
Term
graven
 Definition
groef
Term
grijpen
 Definition
greep
Term
hangen
 Definition
hing
Term
hebben
 Definition
had
Term
houden
 Definition
hield
Term
kiezen
 Definition
koos
Term
klinken
 Definition
klonk
Term
komen
 Definition
kwam
Term
krijgen
 Definition
kreeg
Term
laten
 Definition
liet
Term
liegen
 Definition
loog
Term
liggen
 Definition
lag
Term
lijden
 Definition
leed
Term
moeten
 Definition
moest
Term
nemen
 Definition
nam
Term
rijden
 Definition
reed
Term
schieten
 Definition
schoot
Term
schrijven
 Definition
schreef
Term
slaan
 Definition
sloeg
Term
snijden
 Definition
sneed
Term
staan
 Definition
stond
Term
steken
 Definition
stak
Term
stelen
 Definition
stal
Term
vallen
 Definition
viel
Term
vechten
 Definition
vocht
Term
verdwijnen
 Definition
verdween
Term
verstaan
 Definition
verstond
Term
vinden
 Definition
vond
Term
vliegen
 Definition
vloog
Term
vragen
 Definition
vroeg
Term
vriezen
 Definition
vroor
Term
weten
 Definition
wist
Term
winnen
 Definition
won
Term
worden
 Definition
werd
Term
wrijven
 Definition
wreef
Term
zien
 Definition
zag
Term
zingen
 Definition
zong
Term
zullen
 Definition
zou
Supporting users have an ad free experience!