Term
|
Definition
Er zijn 3 (autonomie, verbondenheid en competentie) natuurlijke basisbehoeften die, indien bevredigd, optimaal functioneren en groei van een persoon toestaan. Ook de intrinsieke motivatie van een persoon hangt mede af van de bevrediging van deze behoeften.
|
|
|
Term
-
Intrinsieke gedragsregulatie
|
|
Definition
Het uitvoeren van een activiteit omdat deze op zichzelf staan bevredigend is.
|
|
|
Term
|
Definition
Het studiegedrag wordt van buitenaf gestuurd. dit kan doordat leerkrachten of ouders het kind proberen te verleiden met beloningen, dreigen met straf of hun aandacht laten afhangen van het al dan niet beantwoorden van hun verwachtingen
|
|
|
Term
-
Basisbehoeften volgens ZDT(3)
|
|
Definition
Autonomie, relationele verbondenheid en competentie |
|
|
Term
-
Sociale context: leraargedrag volgens ZDT(3)
|
|
Definition
Betrokkenheid, Structuur en autonomie-ondersteuning
|
|
|
Term
|
Definition
De relaties tussen kinderen in een groep op basis van beoordelingen die alle kinderen in die groep over elkaar geven.
|
|
|
Term
|
Definition
Een herhaalde vorm van agressie waarbij een of meerdere machtige kinderen opzettelijk andere minder machtige kinderen kwetsen. Het is groepsfenomeen.
|
|
|
Term
|
Definition
Duidt op de mate waarin iemand in staat is die sociale relaties aan te gaan en te onderhouden die hij wil, op een manier die door zijn relaties gewaardeerd wordt. kan het beste gemeten worden door ouders en leerkrachten
|
|
|
Term
-
Leerkracht-leerlingrelatie als dyadisch mircosysteem
|
|
Definition
Een complex samenspel van factoren waarin kenmerken van beide partners, relatierepresentaties van beide partners, waargenomen interactieprocessen en omgevingsinvloeden een rol spelen.
|
|
|
Term
|
Definition
ZDT De kwaliteit van de leerkracht-leerlingrelatie is afhankelijk van de mate waarin de leerkracht afgestemd is op de psychologische basisbehoeften (betrokkenheid, structuur en autonomie-ondersteuning) van een leerling.
|
|
|
Term
-
Interpersoonlijke benadering
|
|
Definition
Het interactieve gedrag van mensen is exhaustief en kan beschreven worden op twee orthogonale dimensies: Dominantie en Affiliatie. Dominantie heeft betrekking op de mate waarin mensen macht en controle over elkaar (willen) uitoefenen. Affiliatie verwijst naar de mate waarin mensen met elkaar betrokken zijn zowel de leerkracht als de leerling lokken gedragingen uit bij de ander door hun interpersoonlijke stijl of gedrag, wat op hun beurt weer het eigen gedrag in stand houdt of beïnvloed
|
|
|
Term
|
Definition
De leerkracht-leerlingrelaties worden getypeerd aan de hand van de dimensies nabijheid, conflict en (over)afhankelijkheid
|
|
|
Term
|
Definition
Een beperking die wordt gekenmerkt door significante tekortkomingen zowel in het intellectuele functioneren als in het adaptief gedrag, zoals tot uiting komt in conceptuele, sociale en praktische adaptieve vaardigheden. Deze beperkingen ontstaan voor het 18e levensjaar.
|
|
|