Term
| Wat wordt er idealiter gezien gedaan bij de ontwikkeling van een meetinstrument? |
|
Definition
| De causale ketens van het betreffende construct naar de responsen die het meetinstrument registreert getest worden getest. Dit kan door experimenteel onderzoek, waarbij steeds een onderdeel van die causale keten wordt gemanipuleerd. Dit is niet altijd mogelijk, waardoor je soms wordt gedwongen om met minder sterk geverifieerde responsmodellen te werken, bijvoorbeeld op basis van observationeel onderzoek. |
|
|
Term
| Wat zijn de voordelen van vragenlijsten? |
|
Definition
| Omdat de stimuli verbaal zijn, en data uit kwalitatief onderzoek dat vaak ook is, is er goede aansluiting op het kwalitatieve onderzoek waarop de stimuli vaak worden gebaseerd. Bovendien kunnen vragenlijsten eenvoudig worden gecombineerd met andere vragenlijsten, en kunnen ze vaak zonder tussenkomst van een onderzoeker worden ingevuld (bijvoorbeeld via een smartphone). |
|
|
Term
| Wat houdt het spiegelen van items in en in hoeverre is dat goed om te doen? |
|
Definition
| Dit houdt in dat je vragen niet allemaal dezelfde kant op verwoord, maar er een aantal spiegelt, dus omdraait. Dit werd vroeger wel veel gedaan met het idee dat het de deelnemer bij de les zou houden, maar dit blijkt vaak bias (systematische verstoring in de resultaten) te produceren (Sonderen et al., 2013). Bovendien zijn symptomen van het onaandachtig beantwoorden van vragen juist heel waardevol, zodat je deelnemers die niet serieus meedoen met je onderzoek kunt detecteren. |
|
|
Term
Geef aan welke verdelingsvorm hierbij kan passen: linksscheef, normaal, rechtsscheef, uniform, en tweetoppig:
Dag van de week waarop mensen in de algemene populatie zijn geboren. |
|
Definition
| Dit is waarschijnlijk een uniforme verdeling; babies hebben meestal geen voorkeur voor een bepaalde dag van de week. |
|
|
Term
Geef aan welke verdelingsvorm hierbij kan passen: linksscheef, normaal, rechtsscheef, uniform, en tweetoppig:
Aantal dagen per week dat mensen in de algemene populatie sporten. |
|
Definition
| Deze verdeling is waarschijnlijk rechtsscheef. In de algemene populatie sport een aanzienlijk deel niet, en bijna niet elke dag. De meeste mensen scoren dus aan de linkerkant van de verdeling (0, 1 of 2 dagen in de week), en naarmate je naar rechts gaat zijn er steeds minder mensen over (4, 5, 6 en 7 dagen in de week). |
|
|
Term
Geef aan welke verdelingsvorm hierbij kan passen: linksscheef, normaal, rechtsscheef, uniform, en tweetoppig:
Scores op een IQ-test in de algemene populatie. |
|
Definition
| IQ-scores zijn gedefinieerd als normaal verdeeld met een gemiddelde van 100 en een standaarddeviatie van 15. Dit betekent noodzakelijkerwijs dat scores op een valide IQ-test dus normaal verdeeld moeten zijn. |
|
|
Term
Geef aan welke verdelingsvorm hierbij kan passen: linksscheef, normaal, rechtsscheef, uniform, en tweetoppig:
Aantal sigaretten dat mensen in de algemene populatie per week roken. |
|
Definition
| Omdat de meeste mensen niet roken, en er spreiding zit in hoe vaak mensen die wel roken, roken, is dit waarschijnlijk een bimodale verdeling, met een grote piek bij 0, en dan een ‘bergje’ met een gemiddelde rond de 70 sigaretten. |
|
|
Term
Geef aan welke verdelingsvorm hierbij kan passen: linksscheef, normaal, rechtsscheef, uniform, en tweetoppig:
Aantal dagen per week dat topsporters sporten. |
|
Definition
| Topsporters sporten juist vaak. Dit is dus waarschijnlijk een linksscheve verdeling. Er zullen bijvoorbeeld (bijna) geen topsporters zijn die 0 dagen per week sporten (hoewel dit afhangt van je definities; soms hebben topsporters blessures, en als sportfrequentie wordt gemeten door te vragen naar de afgelopen maand, zullen er dus wel topsporters zijn die 0 keer per week sporten). |
|
|
Term
Geef aan welke verdelingsvorm hierbij kan passen: linksscheef, normaal, rechtsscheef, uniform, en tweetoppig:
Hoe schadelijk mensen in de algemene populatie denken dat alcoholconsumptie is. |
|
Definition
| Dit is nog moeilijker in te schatten: denken de meeste mensen dat alcoholconsumptie schadelijk is, of denken de meeste mensen dat het wel meevalt? Aan de ene kant kun je zeggen dat het logisch is dat de meeste mensen denken dat alcohol niet onschadelijk is, maar ook niet heel schadelijk. Dit zou een normale verdeling suggereren. Anderzijds is alcoholconsumptie objectief schadelijk, en hierover communiceren overheden en gezondheidsbevorderende instellingen al decennia. Als deze boodschap is overgekomen zou de verdeling ook linksscheef kunnen zijn. Weer een ander perspectief is dat, omdat ongeveer 80% van de Nederlandse bevolking alcohol drinkt, het voor hen lastig is om te erkennen hoe schadelijk dit is. De verdeling zou dus ook rechtsscheef kunnen zijn, omdat mensen die alcohol drinken de risico’s onbewust onderschatten om hun zelfbeeld intact te houden. |
|
|
Term
| Waar verwijst item-moeilijkheid naar en hoe zijn de items verdeeld als je hiernaar kijkt? |
|
Definition
| Het verwijst naar hoeveel mensen het item ‘goed’ kunnen maken, oftewel, hoeveel van het doelconstruct iemand moet hebben om hoog te scoren. Er wordt dan vaak geprobeerd om in een meetinstrument ‘makkelijke’ items (waar de meeste mensen hoog op scoren), ‘moeilijke’ items (waar de meeste mensen laag op scoren), en middelmatige items (waar de meeste mensen in het midden scoren) te combineren. ‘Makkelijke’ items zijn linksscheef verdeeld; ‘moeilijke’ items zijn rechtsscheef verdeeld; en middelmatige items zijn normaal verdeeld. |
|
|
Term
| Wat is het parallelle meetmodel? |
|
Definition
Hierbij wordt aangenomen dat alle items zogenaamde parallelle metingen zijn. Voor een gegeven persoon hebben alle items hetzelfde gemiddelde; alle items hebben dezelfde variantie en alle items hangen even sterk met elkaar samen. Als een meetinstrument is gebaseerd op dat meetmodel betekent dat dat alle items dus precies hetzelfde meten, en allemaal even sterk met elkaar moeten correleren.
Vanwege deze zeer strikte aannames is het parallelle meetmodel bijna nooit realistisch, en er zijn twee meetmodellen met wat mildere aannames. |
|
|
Term
| Wat is het tau-equivalente meetmodel? |
|
Definition
| Dit meetmodel vereist niet langer dat alle items dezelfde gemiddelde respons opleveren, als ze maar dezelfde onderliggende (latente) variabele meten. Wel moeten de items dezelfde variantie hebben en moeten de items even sterk met elkaar samenhangen (elk item moet daarvoor niet alleen dezelfde variantie hebben, maar ook alle covarianties tussen de items moeten gelijk zijn. |
|
|
Term
| Wat is het congenerieke meetmodel? |
|
Definition
| Dit meetmodel vereist slechts unidimensionaliteit van de items: oftewel, dat alle items hetzelfde onderliggende construct meten. |
|
|
Term
| Wat is interne consistententie? |
|
Definition
| Dit is een maat voor de mate waarin de items in een meetinstrument met elkaar samenhangen, en het wordt vaak in verband gebracht met de betrouwbaarheid van een meetinstrument. |
|
|
